Water
Omdat ik al heel lang van binnen en van buiten met water bezig ben, mors ik wel es wat watergekte. Hier volgen nog wat opwellingen:
Waterbewustzijn
Als ik na een snorkelduik, weer aan de spiegel kom, voel ik meteen, wanneer ik weer kan ademen. Ik denk dat dit komt door het wegvallen van de waterdruk. Vaak ben ik erg aan adem toe. Daarom zijn de laatste paar centimeter het verschil tussen opluchting en benauwenis. Ik weet niet wat het verschil maakt, maar ik noem het ‘mijn waterbewustzijn’.
Terug naar de Oersoep
Toen ik zes jaar was speelde ik op een strandje, dat door een wegreconstructie was ontstaan bij een brede sloot. Op dat strandje lag een plank, die ik met het uiteinde boven het water schoof. Ik liep de plank op naar het uiteinde, maar deze bleef stil liggen. Ik schoof de plank een stukje verder boven het water, liep weer naar het uiteinde, maar er gebeurde niets. Ik herhaalde de procedure nog een paar keer. Tenslotte kiepte de plank om en viel ik in het water.
Foto: Geert IJpema
Ik heb altijd nog zo’n platina herinneringsbeeld van mijn allereerste onderwatergezicht: een houten beschoeiing en wat dood blad. Een echte eerstekeerservaring: nauwelijks de moeite waard, maar onvergetelijk.
Die avond besloten mijn ouders dat ik moest leren zwemmen.
Nu lijkt dit nogal een onnozele manier van te water raken, maar dit moet toch in groter verband worden gezien. Soms had mijn Moeder wel zes broeken aan de lijn hangen. Ik denk dat ik bezield werd door een evolutionair terugverlangen naar de Oersoep. Rollo zei het al: ‘De evolutie treedt nooit op haar schreden terug.’ Behalve dan walvissen, dolfijnen en ik.
Waterverstand
Hoe kun je een dolfijn begrijpen als je zelf maar half verstand hebt van water. Laat gelijk met mij, maar zonder afkijken, maar es een fles water leeglopen. Ik doe dat bijna een keer zo snel. Je snapt er niks van. Water is water, toch?
Een berucht misverstand. Water is niet de homogene substantie die het zo bedrieglijk doorzichtig lijkt:
De temperatuur ervan loopt niet geleidelijk terug naar de diepte, maar sprongsgewijs (thermocline). Ook loopt de druk schrikbarend snel op: op 20 meter is ze al gelijk met die in de gemiddelde autoband.
Maar om terug te komen op de leeglopende fles: wanneer je deze op de kop houdt, wordt de snelheid van het uitstromende water vertraagd door de luchtbellen, die ter compensatie van de onderdruk die ontstaat, naar binnen worden gezogen. Als je deze onderdruk zou compenseren door middel van een gaatje in de flesbodem dan loopt de deze vlot leeg. Als je een dusdanige structuur in het water kan aanbrengen, dat lucht vrijelijk toestroomt loopt het eveneens snel weg. En dat kan. Met een paar slingerbewegingen ontstaat een draaikolk waar de lucht door kan binnentreden. Zaak is enkel het water niet te snel rond te slingeren, omdat de middelpuntvliedende kracht het dan weer langer tegen de fleswand drukt.
Nu weet je een beetje meer van water en wat een verschil!
Drijven
Sommige mensen drijven nog al zou je een fikse zwerfsteen op hun buik leggen. Maar de meeste drijven maar even. Eerst zinken de voeten tot rechtstandig en dan gaan ze kopje onder.
Dat hoeft niet zo te zijn. Het gaat er vooral om het gewicht goed te verdelen. De drijf’centrale’ is de borstkas. Tegen het gewicht van de benen moet dat van de armen, gestrekt langs het hoofd, worden ingelegd. Zo ben je in evenwicht en is het zaak om niet alleen zo veel mogelijk lucht in je longen te hebben, maar om deze ook zo snel mogelijk te verversen.
Foto: Geert IJpema
Inwendige waterbeheersing
Soms kom ik boven na een lange duik en heb dan nauwelijks meer lucht genoeg om mijn snorkel leeg te blazen. Vaak kan ik dan net nog voorzichtig wat lucht binnen ‘gorgelen’ om de rest weg te blazen. Zaak is om je hierbij niet te verslikken. Maar hierin, en in andere vormen van inwendige waterbeheersing, kun je oefenen.
En dat hoeft niet altijd en per se ín het water.
Probeer maar es liggend een glas water leeg te drinken, of, iets makkelijker, een fles. Een half druppeltje kan al een hoestbui met tranen veroorzaken. Echt technisch wordt het met een fles met een pop-speen, zo eentje die je met je tanden open trekt. Je kunt er in knijpen, in blazen, zodat het water er uit spuit, aan zuigen en allerlei combinaties daarvan. Het zijn allemaal uitgesproken interactieve drinktechnieken waar een verfijnde waterbeheersing niet kan ontbreken.
Een waterbeheersing die ik persoonlijk in cultuur heb gebracht is veroorzaakt door het feit dat ik sinds 1975 lithium patiënt ben. Daar krijg je vreselijk dorst van. Zozeer dat ik al jaren gemiddeld 10 liter per etmaal plas en dat is bijna allemaal water. Als een ware watergeus heb ik van de nood een deugd gemaakt en vind ik water lekker. Wat heet, ik kan bijna geen kraan voorbij komen of ik moet even drinken. Water is weliswaar water, maar de manier waarop het de kraan uitkomt kan hemelsbreed verschillen. Daar komt nog bij dat ik liever spoel dan drink, want ieder litertje gaat wel weer door het gietertje en daarvoor heb ik niet immer tijd en gelegenheid.
Punt is, water lest het best in het diepst van je keel, zo rond het ‘point of no return’. Wat dat betreft lijkt het een duplicaat van het bijtje dat alleen maar bij de honing kan als het stuifmeel meeneemt. Maar wat je niet drinkt, dat spuw je weer uit en wat indertijd begon met ‘spatloos spuwen’ groeide tot een heusche beschaving met eigen literatuur:
Gootsteen Steentje (’94)
In mijn gootsteen staat een kom, ooit bedoeld voor water voor de poes. Nou drink ik zelf nogal veel water, liefst zo onder uit de kraan (uit eigen kop). Dan drink ik met het puntje van m’n tong tot aan de volle laag en wat ik niet kan houden, dat straal, plons of spuit ik in die kom. Het leukste vind ik dan het water zo te richten, dat het iets extra's doet boven het enkel vullen. Bijvoorbeeld aan de kant gericht straal ik hem bijna leeg. Ook is het leuk om hem juist helemaal vol te krijgen. En sinds kort heb ik voor het ‘special effect’ een zwart plat steentje op de bodem gelegd. Altijd wel wat te beleven in die gootsteen van mij.
Altijd wel wat te beleven in die gootsteen van mij - de Ourthe (’98)
Droge dorst, niet alcohahaholisch, is mij met grote regelmaat een teister en een plaag. Gelukkig ben ik aangesloten op het waterleidingnet, maar des ondanks kan ‘t lessen gaan versleuren. Daarom zin ik immer op nieuw van drinken, om de dorst m’n keel door te jagen. Daar water uit kranen, dus doorgaans van boven komend, de tong treft, zocht ik met de fonteine inval mijn verhemelte te bedienen. Eerst nam ik een glas met holle bodem, later lukte het ook met geoefend gekuipte handen, daarin de kraan, zo hard die stralen kan.
Het water welt, woelt en wispelt, van grote afhapklare bellen tot slechts gevorderd bestuurbare waaiwaterkragen. Zo heb je niks en zo zit je mond aan de huig toe vol en moet je hoesten. En af en toe even met je keel in de hemel als het Fris je G-spot raakt. En soms wel overal erg nat. Ik doop deze drink techniek: ’De Ourthe’ en vice versa.
Altijd wel iets te beleven in die gootsteen van mij - de Wok (‘99)
Ik had mijn, van dochter Anne Linde als verjaarsgeschenk gekregen, Wok in de gootsteen te weken gezet en dronk water van de kraan uit mijn eigen kop. Het Wokwater werd steeds helderderder en plotsklaps was ik bij Connor Lake, een bergmeer net over de Connor Pass als je van Dingle, Ierland komt. Je moet van de weg af nog zo'n 150 meter omhoog langs een watervalletje dat tussen hele grote stenen doorsist en op het laatst langs een veldje door water verzadigde turf waar vele misstappen je voorgingen tussen stapstenen die enkel reuzenschreden passen. Het meer ligt muisstil achter de laatste richel en meet minstens tien voetbalvelden.
Aan weerszijden en aan de achterkant klimt de rots verder met zorgeloos gemak. Hoe langer je kijkt, hoe meer schapen je herkent in de spikkels verspreid over de wanden. Je moet hier heel hard schreeuwen voor een echo, maar dan komt ie ook overal vandaan. Het grote rotsblok aan de overkant zou een perfect podium zijn voor een unplugged rock & roll concert.
Soms hangen de wolken laag en verstillen het heldere water. Zo ook in mijn inmiddels schoongemaakte wok. Het kraaanwater duwt rondom belletjes omhoog, ik adem diep, duik met mijn gezicht door de spiegel en nat en koud is andermaal weer mijn behoud.
Op de duikclub is wel beweerd dat ik over mijn longen drink. Dat is niet waar, wel es via mijn neus. Kort geleden moest ik invullen wat mijn hobby’s zijn. Ik heb gewoon ‘water drinken’ ingevuld. Even geleden zei ik al dat ik geen kraan tegen kan komen zonder er uit te drinken. Het volgende stukje steekt de loftrompet over kranen.
De kranen in mijn leven
Hoewel het vreselijk is om altijd dorst te hebben, is het ook weer verrukkelijk om deze dorst te lessen, hoe tijdelijk dat ook is. Als dat wat je het liefste wilt, in overweldigende overvloed beschikbaar is, dan moet je toch wel een gelukkig mens zijn. Daarom wil ik hier, in plaats van klagen, de loftrompet steken over dat deel van het instrumentarium, dat mij dagelijks, of bij gelegenheid, dit grote geluk schenkt: waterkranen.
Een kraan die als zware jongen grote indruk op mij heeft gemaakt, is die in het huisje 'De Distel' in Ellemeet. Sinds duikersheugenis bivakkeert onze club 'Miramar' hier twee keer per jaar op Zeeland weekend. De kraan bevindt zich in een max. 40 personen keuken en heeft een overeenkomstig volume. Het water spoedt als een bergbeek en doet, bij het drinken 'uit eigen kop' de onderwang (ook wel de 'vangwang') uitbollen van drukkracht. De beperkende factor is: niet te veel drinken, anders moet je straks in je pak plassen, maar dat maakt het enkel nog lekkerder.
Een kraan, die al weer meer dan een decennium wijlen is, maar nog steeds in mijn herinnering voortleeft, is die van Engelbert en Ria. Een forse buis, die zich eerst hoog verhief, alvorens kort te neigen en waaronder je met een lichte buiging royaal kon drinken.
Favoriete kranen hoeven trouwens niet per se volumineus te leveren. Een vriendin op een bovenwoning had zo'n venijnig piskraantje, dat 's zomers wel 5 minuten moest lopen om koud te worden, maar dit vervolgens wel injecteerde in tong en wangen.
Tussen zoveel prijs mag een woord van kritiek niet ontbreken. De poedelprijs voor absolute shitkraan gaat hierbij naar het herentoilet van de RingMac(Donald) in Groningen. Dit lamlendige ding levert nu al, zolang de Mac er staat, een dusdanig laf lulstraaltje, dat, ondanks de geringe lek in mijn geoefend gekuipte handen, files achter mij ontstaan van morrende Wc-bezoekers.
Een dronk die ik me nog levendig kan herinneren was plusminus twee decennia geleden in Avignon. Zelfs de lokale bewoners klaagden over de hittegolf, maar wij moesten zonodig wandelen. Toen ik op het punt stond een karikatuur in een woestijncartoon te worden, rondden wij een rots en stonden oog in aqua met een in steen uitgehouwen trog, waarin een glasheldere, steenkoude waterstraal uit een rots klaterde.
Ik heb mij hier zo starnakel aan bezat, dat ik er een week van in diarree ben geweest, maar oh, wat was dat lekker en zou ik het zo weer doen.
De grootste weelde in buiten drinkwater was ongetwijfeld in Ein Ghedi in Israel. Daar mondt de enige bron die het land rijk is in de Dode Zee. Het water heeft op zijn weg een aantal royale badkuipachtige bassins uitgeslepen en gesitueerd in het groenste groen dat dankzij de dorheid van de omlijstende woestijn kan bestaan. Van boven komt een scheutige plens om je haren te spoelen en in de natuurstenen tobben kun je tot diep in de poriën oplossen.
Waar ik niks van moet hebben zijn die spatarme, van luchtbellen doortrokken straalkranen. Als ik lucht door m'n water wil, dan slobber ik wel. Is toch om kieuwen van onder je oksels te krijgen, zulke moderniteiten, sorry dat ik hier even pissig word. Weet je, die belletjes maken ze met een zeefje in de kop van de kraan. Niet dat ik met een waterpomptang op zak loop, maar ik ben vrij sterk in m'n handen...
Bij een goeie kraan, vind ik, moet het water je neus uit kunnen komen. Zoals naast mijn tent op Strand Nulde, daar stond een kraan, die had een opdonder gehad. Daardoor paraboleerde de straal onder een aanvangshoek van ongeveer 60 graden met het maaiveld omhoog. Dat is een heel andere ervaring, als het water van onderen komt en in eerste instantie je verhemelte raakt. Mede omdat in het waslokaal lauw (jakkes) water uit de wastafelkraan kwam, poetste ik mijn tanden in weer en wind bij mijn parabooltje.
Domweg geschokt en teleurgesteld was ik, toen ik de filmer Orlow Seunke, die ik tot aan dat moment fors bewonderde, hoorde zeggen dat zijn film 'De smaak van water' zo heette ‘omdat water geen smaak heeft'. Dat is net zoiets zeggen als dat lucht geen kleur heeft. Daar gaat het helemaal niet om. Water laat zich niet uitdrukken in smaak. Water is een medium en kan alle smaken aannemen. Als je water drinkt, dan proef je jezelf. Tenzij je natuurlijk geen smaak hebt.
Ringbellen
Een heel bijzondere figuur, afgekeken van de dolfijnen, laat zich onder water blazen. Hierbij ga je op een metertje of twee, drie op de bodem liggen en wacht tot het water boven je tot rust is gekomen. Dan leg je je bovenlip over je onderlip en doet: ‘Buuh’. Als het goed is, en dit kan enige oefening vergen, dan komt er, in plaats van een gemengde verzameling luchtbelletjes, een min of meer gave ring omhoog, die om zijn ring-as draait. Vriend Frank speelt het zelfs klaar om nog weer een tweede ring door de eerste te blazen.
Reserveoog
Sommige waterwondertjes zijn niet in één fles te vangen. Laatst viel me onder de douche op, dat ik bij het uitwassen van de shampo altijd één en hetzelfde oog dicht heb. Dit lijkt me een typisch geval van evolutie, doorgegeven van ouder op kind. Waarschijnlijk heb ik een verre voorvader gehad die bij de lichaamshygiëne ook al zeep gebruikte, dat in de ogen prikte. En zo ontstond als vanzelf het reserveoog.
Misty
Niet dat het vaak nodig is, maar soms, heel soms, is het bloedheet weer. In de schaduw lopen is niet altijd mogelijk en verkoeling is niet altijd binnen handbereik. Toch is het mogelijk om met een bete water af en toe even de Frisse in te gaan. Ik neem dan een bescheiden slok, bol mijn wangen en stuifblaas de inhoud tegen de wind in. Bij geen wind blaas ik het zo recht mogelijk omhoog. Als het een beetje meezit spant zich binnen de fijne mist ook nog een regenboog.
Douche fles
Een andere verkoeling én verschoning in kampeer- en andere primitieve omstandigheden vergt enige voorbereiding. Men neme de dop van b.v. een Spa fles en doorbore deze meerdere malen met een één millimeter boortje. De fles met water liefst in de zon leggen. Tegen de avond is het water op z’n warmst. Dan wissel je de gewone dop voor de geperforeerde en je hebt anderhalve liter douchewater.
Water als er geen water is
Dit is en blijft een groot probleem waar je wel weinig aan kunt doen: het is mogelijk om het met hele kleine beetjes uit de lucht te winnen. Je moet dan door je neus inademen en door je mond uitblazen. Het water in de lucht condenseert dan op je tanden en kiezen en treedt als spuug in je mond.
Waterpoëzie
In de armen
Ik vlij me in de armen van de zwaartekracht.
Het water draagt me en mijn lichaam glimlacht.
Wat is het heerlijk om dolfijn te zijn.
Voor mij is niets te dol om fijn te zijn.
De golven
Hoe verder ze weg,
hoe hoger ze lijken,
totdat ze schuimend
van hun voetstuk rollen.
Windschichten jagen
zeesop en ribbelgolfjes
over een spiegel,
totdat ze aan mijn voeten
worden opgevloeid door het strand.
Waterdicht
Het liefste gleed ik als het zonlicht langs de wieren,
verraste stil een paling of een snoek,
vervloeide als een rimpel in de diepte,
was als het water in het water zoek.
Subliem
Ik liep op mijn tenen m’n lievelingswater in om in mijn masker te spuwen en m’n snorkel te plaatsen. Bij het strandje, net onder de kant, zag ik een keurig geschud rijtje eikenblaren, als een pak tientjes, op de bodem. Ze lagen zijdelings tezamen, zorgvuldig geordend als met eindeloze toewijding door de toevalsklotsen van rimpelingen, kolkjes en rondgespoelde golfjes.
Ik heb geen geld nodig om me rijk te voelen.
Mijn laatste water
Ik hoop,
dat als ik doodga,
ik verdrink,
dan zal ik
drinken, drinken, drinken
als ik zink,
dan zal ik water zijn
van kleine teen tot pink.
Laat mij dus maar bezinken
tot ik stink.
Jan Ploeg, Norg, 3 januari 2003