18 december 2007
In de vorige aflevering heb ik verteld hoe de schrik me om de buik sloeg toen ik de verwoesting van mijn keukenhol aanschouwde. Bij de wederopbouw die daarop volgde heeft de watersnood ervaring en de daadkracht van mijn Zeeuwse vriend Willem een belangrijke rol gespeeld. Maar toen de basisvoorwaarden van onderdak een potje koken eenmaal waren vervuld stond mijn momentum me niet toe om op mijn zeewier te rusten.
Eerst heb ik mijn ommuring versterkt. Dat is typisch een karwei voor 3D puzzel freaks, maar dan zonder de antwoorden op de laatste pagina. Hoewel elke steen een vrijwel unieke vorm heeft zijn er toch verschillende typen te onderscheiden, zoals drie hoekig, langwerpig, rond en die hebben dan weer sub-typen als langwerpig rond, bolrond, ovaal rond en aan de onderkant plat etc., etc.
Al deze vormen hebben dan weer hun eigen pasvormen of juist niet. Een driekantige steen, bijvoorbeeld, past met één hoek naar beneden tot zekere diepte tussen twee andere stenen en heeft dan een vlakke kant boven waarop verder gestapeld kan worden. Zo zijn er talrijke variaties met eigenlijk maar een doel: dat de stapeling niet omvalt. Heel existentieel dus.
Omdat de wind uit het zuidwesten nog steeds naar binnen blies heb ik gelijk ook maar een kwart ronde muur gebouwd voor de ingang. Nu zit ik al zo uit de wind dat ik ’s avonds bij het koken drie kaarsen kan laten branden. Vrolijk Kerstfeest allemaal!

De kieren tussen de stenen heb ik dicht gemaakt met boetseerklei, maar dat was geen succes. Het kromp tijdens het drogen en viel er uit. Ik denk er nu over om er een beste boel grond over te gooien, vooral aan de zuidkant, dan kunnen daar straks de mooie bloempjes waardoor de Burren zo beroemd is, uit groeien. Het dak is al zo ver. Precies toen ik het nodig had was er een grote lap plastic folie in de braamstruiken langs Funny Lane gewaaid. Dat heb ik eerst over het dak gespannen om het leven van de platen multiplex te verlengen.
Daarna op zoek naar een grondmijn. Overal tot diep in de grond liggen keien en gruis, maar een eindje over de muur was een ‘kuil’ waaruit ik grond kon winnen.
Om in de keuken te komen moest ik voorheen bukkenderwijs over stenen balanceren. Die heb ik, deels met mijn dommekracht, die 5 ton aankan, met mijn breekijzer van 2 meter breekijzerstaal en met onverzettelijk doorzetten naar een minder belemmerende positie bewogen.
Daarna heb ik het pad ‘uitgestoken’ met de punt van het breekijzer en het gruis verwijderd. Nu kan ik dus een stuk gemakkelijker mijn keuken in en uit lopen. Dit is geen overbodige luxe, vooral niet als ik met mijn avondeten over een meter hoge steenformatie naar de bus moet balanceren door storm en regen in het bijna donker. Ik heb nog wel een natuurlijke ‘drempel’ laten zitten om het regenwater buiten te houden.
Omdat het oog ook wat wil en mooie dingen niet zo gauw gevandaliseerd worden als een zootje, heb ik mooie, geslepen stenen van het rolstrand gehaald, in m’n rugzak gedaan die ik leegde in een opengezaagde jerrycan en als deze vol was trok ik hem aan een touw over het weitje naar de keuken.
Zowel de afwasplek als het paadje naar de keuken heb ik passend gelegd, maar dan meer in het platte vlak. Als de oceaan weer es een zandstrandje aanspoelt strooi ik dat over de stenen en veeg het zand er tussen.
Om een volgende catastrofe het hoofd te bieden wil ik nog een paar extra zware jongens naar de zeekant van mijn keuken wentelen om als golfbrekers te dienen.
En dat alles zodat mijn koffiewater 10 minuten eerder kookt.
Jan Ploeg, Boston, 18 december 2007
print versie