Dolphin Address 28
14 juli 2005
Niet enkel de geografische residentie van Dusty is veranderd. De Boothuisbaai biedt meer beschutting dan de inham van Pollenawatch. Het vloedeiland omarmt haar aanwezigheid voor bijna de meetkundige helft, maar de eerste 20 meter vanaf de kust zijn een beetje vies. De bodem, tot een meter of drie, is bedekt met dood zeewier en het zoete water, dat zich aarzelend met de toplaag mengt, geeft een vaseline-achtig onscherp doorzicht en stinkt.
Dusty heeft ons nu een paar keer helemaal tot de instap uitgeleid, maar het is wel duidelijk dat ze er niet graag verkeert. Meestal ontmoet ze de zwemmers zo’n honderd meter verderop ter hoogte van de spring- en duikrots maar ze is ook graag aan de uiterste periferieën. Het buitenwater is aanmerkelijk helderder, maar ook een stuk kouder. Het vloedeiland loopt nog verder de oceaan in, vooral met satellietrotsen die geheel of gedeeltelijk onder water lopen. De golving wordt niet, zoals bij Pollenawatch, gekalmeerd door de Aran islands, maar rechtstreeks aangevoerd door de volle oceaan. De riffen koppen al van veruit vrachten water met enorme kuiven langs een gekartelde horizon.
Maar het grote verschil is de diepte. Het vloedeiland heeft steile wanden die vaak loodrecht naar beneden gaan. De bodem is ongelijkmatig met kelp begroeide rotspartijen en zanderige tussenstranden tot een meter of tien. Dit is de speelruimte van de dolfijn. Voor de meeste zwemmers, die niet of nauwelijks door de spiegel gaan, maakt dit weinig verschil, maar voor de diepere duikers vormt deze dimensie een onweerstaanbare uitdaging. Juist door deze diepe posities kan Dusty mij eerder met haar sonar waarnemen dan aan de oppervlakte en ze vindt het duidelijk interessanter om op diepte te zwemmen. Soms moet ik twee keer klaren om bij de bodem te komen, maar wordt dan ook meestal met haar aandacht beloond.
Om de een of andere duistere reden kan Verena niet klaren, maar ze gaat toch nog gauw tot een meter of drie. Daardoor kunnen we ons doorgaans verheugen in de intensieve belangstelling van de dolfijn.
Vroeger, bij Pollenawatch, was de speelruimte niet meer dan een meter of vier, behalve dan met hoog water of verder uit de kust. Hierdoor werden de manoeuvres met Dusty meer beperkt tot betrekkelijk horizontale. In de boothuisbaai zijn deze aanmerkelijk geïntensiveerd.
Als ze me opzoekt wanneer ik onder uithang, stijgen we vaak samen snuit aan snuit op, soms in spiraal. Ik zwem dan niet, want dat kost adem en stuur alleen wat bij met de watervleugel. Vaak observeert ze me nieuwsgierig, maar soms ook sluit ze haar ogen als in meditatie. Het is een schitterend gezicht, haar elegantie die zoveel rust en vertrouwen uitstraalt in die ruimtelijkheid van gewichtloosheid. Soms laat ze me haar kaken strelen en vaak breken we tezelfdertijd het oppervlak. En het voelt zo goed, dit wezen dat tijd en aandacht geeft om iets met mij samen te doen. We zijn eigenlijk bezig een nieuwe lichaamstaal te ontwikkelen. Ze voelt zich duidelijk minder bekneld tussen spiegel en bodem en ze geeft mij de moed en de kracht om deze uitputtende duiken te maken. Onze zwembewegingen zijn trager, bedachtzamer dan bij Pollenawatch, maar niet alleen omdat ik zuiniger met mijn uithoudingsvermogen moet omgaan. Het is vooral het avontuur van de ruimtelijkheid die de tijd verstrooid en zij past zich wonderwel bij mijn beperkingen aan.
Meestal probeer ik mijn opstijging zo uit te mikken dat ik bij Verena, die hoog boven mij op de zonnestralen tokkelt, weer boven kom. Dan neemt zij Dusty over in een spetterende sprint, een lage glijvlucht of een lieflijk kozen.
Het wordt de hoogste tijd dat we het bestelde onderwaterhuis voor de camcorder ontvangen want de filmpjes die we hier zien zie je nog nergens.
Jan Ploeg, Weitje Fanore, 14 juli 2005
print versie