Zodra hij met pensioen kon, verhuisde hij met zijn vrouw vanuit Aruba hierheen. Het Nederlandse klimaat zou beter zijn voor de gezondheid van mevrouw Nasi. Toch werd dat klimaat haar uiteindelijk fataal, want toen ze in een koude nacht wakker werd en uit bed ging, kreeg ze een hartaanval. Aan die hartaanval zou ze niet zijn overleden, maar de longontsteking die ze opliep toen ze urenlang bewusteloos op de grond lag, is ze nooit te boven gekomen. Nog geen half jaar in Nederland was meneer Nasi alleen.
We hebben meneer Nasi toen min of meer geadopteerd. Hij werd een soort ‘opa in de buurt’ voor mijn zus en mij. Een lichtbruine opa van een heel andere orde dan de wereldvreemde boerenopa’s die we al hadden en die we alleen op verjaardagen zagen. Meneer Nasi kwam elke week een keer bij ons eten (vaker wilde hij niet), maar mijn moeder liet mijn zusje geregeld een pannetje van het een of ander naar hem brengen. Hij wilde ons niet tot last zijn. Tot last!
Hij was geabonneerd op de Times en elke week kreeg ik het oude nummer. Daardoor liep ik maar een week achter op Amerika en was ik een van de eersten in Nederland, denk ik, die verliefd was op John Travolta. Toen de film Saturday Night Fever eindelijk hier uitkwam, was ik al min of meer op hem uitgekeken. Overdaad schaadt, zelfs wanneer het gaat om John Travolta.
Over zijn vroegere werk als regeringsfunctionaris op de Nederlandse Antillen kon meneer Nasi in geuren en kleuren vertellen. Dan wisten we nog steeds niet wat precies zijn functie was geweest, maar wat wel duidelijk was: wanneer er hoge gasten waren, moest hij ze ontvangen.
“Juliana is zo’n lieve mevrouw, heel vriendelijk, heel gewoon. Maar Beatrix, nou dat is een pittige tante, die wist al heel jong precies wat ze wilde!” Wanneer hij dat vertelde, schoot hij altijd in de lach, maar ingehouden, want het was zijn eer te na om te lachen om een lid van de koninklijke familie.
“Margriet wilde een speciaal voor haar gebouwd en gereserveerd toilet op elke verdieping van het gebouw dat ze zou openen. En Bernhard…” - zelfs toen Nederland in de ban was van de Lockheed-affaire, bleef meneer Nasi fan - “die man heeft zoveel gedaan voor dit land, zo ontzettend veel en zo lang! Verschrikkelijk dat mensen hem nu veroordelen om zo’n akkefietje!”
Wanneer meneer Nasi bij ons at, moest hij vaak ontzettend lachen om wat er verbaal over tafel vloog. Hij probeerde dat in te houden, maar soms verslikte hij zich omdat hij in de lach schoot. Met twee puberdochters ging het er bij ons niet altijd even rustig en redelijk aan toe. Zijn eigen dochters waren al lang het huis uit. De oudste woonde in Canada, de middelste op Aruba en alleen de jongste woonde ook in Nederland, in Den Haag. De dochters waardeerden het heel erg dat wij ons bekommerden om hun vader, terwijl wij minstens zo blij waren met hem als hij met ons.
Op een avond na het eten zag hij mij met een boek van W.F. Hermans.
“Vind je dat mooi?” vroeg hij. Ja, ik vond het mooi. Ik moest twintig boeken lezen voor mijn Nederlandse boekenlijst, maar de stijl van W.F. Hermans beviel me zo dat ik na ‘Het behouden huis’ meer boeken van hem wilde lezen. Voor mijn plezier; toen een nieuwe ervaring.
“Ik ken hem”, zei meneer Nasi en hij wees met zijn hand richting boek, “ik kan jullie wel eens aan elkaar voorstellen als je dat wilt”. Mijn mond viel open. Voorstellen? Ik schrok meer dan dat ik blij was. Ik was vijftien en W.F. Hermans was… geniaal en nukkig, vast niet happig op een gesprek met een puber. Ik zat toen middenin ‘Nooit meer slapen’ en het idee met de schrijver van dit kunstwerk te mogen spreken maakte me acuut zenuwachtig. Ik zou me op zijn minst goed moeten voorbereiden.
Ik haalde bij de bieb de verhalenbundel ‘Paranoia’ en raakte er door betoverd. Ik kan me nog goed het verhaal ‘Conserve’ herinneren, over twee zussen die allebei verliefd waren op Jerobeam, gek dat ik die naam altijd onthouden heb. Deze man dronk als kind van drie jaar nog steeds uit de borsten van zijn moeder, terwijl hij toen al -daardoor waarschijnlijk- uitzonderlijk groot was voor zijn leeftijd. Vreemd, vreemd, vreemd maar vooral mateloos fascinerend. Jerobeam trouwt met de ene zus, terwijl de andere ook van hem houdt. Hij ook van haar? Het lijkt erop, want wanneer zij overlijdt, balsemt hij haar lichaam in een poging haar niet helemaal kwijt te raken. Die sfeer van bezetenheid, wanneer hij aan het werk is om haar te behoeden voor het bederf! Hij legt haar neer op een bed, in een speciale kamer. Ze ligt erbij alsof ze slaapt; op haar zij, met haar hand vlakbij haar gezicht alsof ze in haar slaap elk moment haar duim in haar mond kan steken. Zo wil hij haar voor de eeuwigheid bewaren. Wanneer hij na een paar weken, of misschien wel maanden, toch gaat kijken ziet hij dat haar nagels zijn doorgegroeid en zich in haar oogkas hebben geboord, dat haar verdorde huid beweegt van het ongedierte dat nu in haar leeft en dat de lucht zwanger is van de stank van rotting. Zelfs de gordijnen voor het raam zijn aangevreten. Al die moeite voor niets. Ze is er nog, maar er is niets meer over van wie ze was, ze is veranderd in een monster. Door hem.
Monique start op 11 maart een cursus 'Levensverhalen' in Arnhem. Voor meer informatie: info@verhalenvanhetleven.nl