Deel 18
Eilath, waar anders heen? We zaten in de wadi en overlegden. Er waren te veel mensen om te tentvesten. Op zich was het niet zo moeilijk om nieuwe tenten te bouwen met het canvas dat in overvloed voor het weghalen lag op de legerdump.
We besloten een nieuwe plek te vinden. Langs het strand woonden al mensen in tenten en zelfgemaakte hutten, maar die werden eens in de maand door de politie platgebrand. Eilath, vooral de haven en de kopermijn van Timna, hadden goedkope werkkrachten nodig en op deze manier meende de overheid ons onder de duim te houden. We gingen voorbij het 'Queen of Sheba' hotel, voorbij de 'Club Mediterranee', naar het stukje niemandsland tegen de Jordaanse grens, op nog geen 50 m. van het strand.
We vonden een terrein, dat in het vierkant gezien, lag tussen de Jordaanse grens, de Golf van Akaba, of van Eilath, al naar de genegenheid van de dag, een brede, aan de andere kant bedijkte sloot en zo'n kilometer verderop, de kibboets van Eilath. We zochten allemaal een plekje naar ons eigen zin en aan het werk. Ik had een plekje waterpas gemaakt in de oever van de brede sloot en was daar bijna mee klaar, toen ik wat leek op een forse slang ontwaarde. Ik vloog naar de anderen, maar weer terug wastie weg. De gang waar het dier doorkroop was er nog wel en op grond hiervan concludeerde Steve met geruststellende autoriteit, dat het een reuze hagedis moest zijn geweest en vooral ‘uitzonderlijk onschadelijk’.
Steve was een boomlange, zeer geaffecteerd sprekende Engelsman met een schier encyclopedische kennis, die hij zonodig ondersteunde met een even onmetelijke fantasie. Zijn tent was een reusachtige Wigwam, het natuurlijke middelpunt van wat wij trots 'East Village' gingen noemen. Mijn tent mat ongeveer drie bij drie meter, bij anderhalf hoog, een vroeg bungalow model. Mijn bed was een slaap sensatie; zo'n twee bij twee meter en tot twintig centimeter hoog gevuld met emmer voor emmer van het strand aangesleepte, stuk voor stuk door de eeuwen rondgeslepen kleine kiezeltjes. Daarin vond mijn lichaam zijn volmaakte pasvorm en sliep ik als een woestijnroosje.
Jan Ploeg
print versie