Je zou 'Ierse Roulette' kunnen definiëren als iets versturen met 'An Post', de Ierse postdienst. Dat mag dan tandenknarsend waar zijn, maar voor mij blijft het voorbehouden aan het bij vloed fotograferen van golven. Zoals gisteren bij de Doolin Driehoek.
Je zou dit door stenen gesleten terras een met rotsbrokken bestrooid niemandsland kunnen noemen, maar het betovert horden dagjesmensen en storm-kijkers, gewapend met van telefoon kameras tot uitgebreide statief en tele-uitrustingen.
Het terras is versneden door mini-canyons, spleten en scheuren, kleine kalkzandstenen eilandjes, afgebiesd met rondjes lepelblad, bladschietend sterrekruid en uitgespoelde kruipwortels, vaak nauwelijks meer dan een dubbelstap, alle met vloeiend geslepen randen door de werking van millennia van stenen, gedreven door de woede der getijden. Er overheen lopen daagt je voeten uit. Normaal doorlopen gaat niet en onvoorzichtigheid geeft minstens valgevaar en noodt tot enkelbreuk. Ze lijken teder gevlijd, maar zijn zo massief dat er weinig kans bestaat voor toekomstige archeologen om een gefossiliseerde afdruk te vinden van een van de talloze sportschoenen die zich er op afzetten.
De natuurlijke grenslijn bij golven kijken is de scheiding tussen nat en droog. Wat niet noodzakelijk onmiddellijk inhoudt dat je nat wordt als je het het natte betreedt. Enkel dat je de aankomende golven scherp in het oog moet houden. Evengoed betekent dat als je op het droge blijft je niet nat kunt worden.
Golven komen in groepjes en het is niet altijd de hoogste die je het meest moet vrezen. Hun kracht wordt gebroken door de voorafgaande, wat betekent dat een relatief bescheiden golf met weinig rem-water verrassend agressiever kan zijn.
Zoals gisteren was er een razernij van wit water, kokend in verblindend wit. Nu ben ik geen racist en kan dus niet helpen dat die jongens Indiërs waren. Maar ik heb een afkeer van onbeleefdheid. Waar wij discreet het domein van de oceaan in acht namen, drongen zij voor naar waar zelfs engelen zich niet zouden wagen en blokkeerden ons schuimende uitzicht. Ik zei Isa haar camera gereed te houden, maar ze was te ontzet over de brutaliteit. Toen, tot ons genoegen, maakte de oceaan een vriendelijk gebaar en kwam er een wilde golf die een der onverlaten onderuit haalde. Terwijl hij zijn aframmeling van zich af schudde als een natte herdershond stonden de twee anderen lachend te brullen met de oceaan. Nu vertelde een zorgzame Ierse meneer me jaren geleden dat je nooit de rug naar de oceaan moest keren. Zijn woorden zouden, net als de verse ervaring van hun maat, verspild aan hen zijn, want dat was wat ze deden. Toen torende een nieuw massief en rekte zich zelfs voorbij waar wij stonden. Ik sprintte met jaren van rotsren ervaring weg van het water, maar zag Isa daar staan, dapper, de voeten licht uiteen voor stevigheid, als een rots in de oceaan, het schuim trotserend tot aan de enkels, een 'leuk' glimlachend voor haar Facebook. De jongens kropen op het droge en voor ons was het weer een heftig tafereel. Het maakt de oceaan niet uit, het is daar in al haar macht. Het is vrijgevig met schoonheid en genadeloos voor hen die het onderste uit de kan willen hebben.
Intussen getuigt op de pier een enorme dondersteen van de angstaanjagende golf die het over de betonnen piermuur heeft geworpen. Bij hoogtij is het deze dagen geraden om de aanjagende golven in het oog te houden als je niet overspoeld wilt worden met de woede der elementen. Het 'END OF THE PIER' is duidelijk en in grote gele letters aangegeven, zodat je het maar weet. De roestige ladder die afdaalt naar het sop is een bovenste-best aanspreekpunt voor de dolfijn omdat het geluid van steenkloppen zich onder water voortzet. De doorlopende boothelling onder water suggereert een uitstekend zicht totdat jje realiseert dat bij eb het water slechts 2 meter diep is.
Geen teken van Dusty, hoewel ze twee keer daar was, een paar dagen geleden. Het geluid van brekende golven moet oorverdovend voor haar zijn, maar het gevaar op de rotsen te worden geworpen jaagt haar geen angst aan. Ik heb haar zien spelevaren in ziedende kolken vlak onder de 'Potvis rots' bij P'watch en zelfs dat ze zich waagde in de krachtige toevloed van de 'Badkuip'. Zij leeft in een wereld met krachten die waarschuwen voordat ze toeslaan, als een fietser in stadsverkeer en haar vaardigheid om te spotten met gevaar, haar elegante glippen en glijden en haar explosieve ontsnappingssprintjes maken haar superieur aan de bedreigingen die het weer kan brouwen.
Maar de aanhoudende attentiebelijning die de langs de rotsen trekt is een hinder die ze gemakkelijk kan ontvluchten naar de open zee, waar jje sowieso niet kunt bezeren aan water. Over twee weken, begin maart, gaan de veerboten weer varen en dan komt het moment van de waarheid. Zal Dusty haar loodslusten weer opnemen, zal ze weer boegbeelden bij de inkomende boten en ze over laten hellen van toegestroomde passagiers?
Nu al komen toegewijden tezamen, als plantleven dat aan kracht wint onder stenen en in spleten. Nog in lagen overkleding en zwaar besjaald, 'Is de dolfijn er nog steeds, heb je Dusty de laatste tijd nog gezien, zal ze deze zomer blijven?'
Dusty is ook bij Pollenawatch waargenomen. Misschien gaat ze weer forenzen tussen de glamour van de druk bevolkte pier in Doolin en onderaan het geurige struikelpad dat leidt naar de ruigrotse Rockièra van Fanore.
Ik gooi een lange afstanden steen van de pier. Het is maar een schreeuw in de menigte, maar je weet maar nooit. En hier is waar 'nooit' kan worden tot het plotse 'Daar is ze, daar!'