Ik wist dat ie de winter niet zou doorstaan, dus heb ik mijn tent neergehaald. Hij zakte al zwaar door onder het regenwater dat zich verzameld had op het dak. Na een code rood storm waarschuwing bezweek ik voor het onvermijdelijke. En daar komt nog bij dat ik weer in een echt huis woon.
Ik werd drijfnat in de hoogstens tien minuten die daar voor nodig waren. Terug in de bus en na-druipend was ik, alweer, gebiologeerd door de woedende elementen en noteerde regel na regel, kon me eenvoudig niet losmaken van de razernij:
Torenende golven buigen als ik hun aankomst toejuich, maar ze hebben het schuim op de lippen als een grauw naar mijn welkom. Dan, alsof ze plotsklaps van humeur veranderen, dansen en gekken ze op de wrede rotsbodem, steigeren zijwaarts in een begoochelende ravage. Het is een meedogenloos besluit van een stormachtige reis, maar ook een speels heengaan van hernieuwende energie.
Golf na golf wordt bestormd door haar nakomelingen, duizenden regendruppels die hun nietige prenten in de onophoudelijke opstoten hameren, maar deze lossen de lasposten op met hun achteloos geweld. Wind verdwaasde schuimpatronen jagen als zeevaart graffiti omhoog bij de rijzende wanden, kronen tuimelen voorwaarts, worden tot room geslagen om ten slotte hun laatste adem weg te wiebelen op de rondingen van het steenbed in ritmen opgelegd door de vlagen.
Het wolkendek drijft voorbij om de hemelen een oranje gloed te verlenen en zet de kustfonteinen in vlam. De rotsrand die het weitje begrenst als een koppige wering, gooit haar silhouetten tegen de kokende witte deken.
Buiten, even droog, voor enkele laatste aanpassingen, een touw vast zetten, een visbak met stenen en andere zwaartjes om te voorkomen dat het zeil van onder wordt opgeblazen en de regen zal zich spoedig weer verzamelen. Het nat van mijn kleren wordt ijskoud, in de bus word ik wel weer warmer, het huis wacht.
Overstelpt door hulp van onverwachte vrienden heb ik nu mijn herenverblijf( met een vleugje vrijgezel) ingericht, op een fornuis en een ijskast na. Een overvloed van makkelijke zitjes en een bed als een oceaan beloven een welkomfortabele overwintering. Na zes jaar opslag in bubbeltjes plastic en kartonnen dozen zien mijn sculpturen weer daglicht. En een zeven en een halve meter hoge buis in de achtertuin draagt de antenne die mijn monumentale schrijfbureau verbindt met de hele wereld. Mijn bus is weer terug in overlevingsstaat en zal weer als mobiel buitenhuis dienen waar ik maar heen wil. Buiten woedt een hevige storm en, warmend bij mijn allesbrander, tel ik mijn zegeningen.