Het was een somber opstaan deze dag. Niet alleen werden de Aran Islands verduisterd door as, ook de golfjes weerkaatsten de zonloze lucht met een ernstige frons.
Het mag dan allemaal puur Natuur zijn, dit donker, maar dat zeiden ze indertijd ook tegen de dinosaurussen.
Gisteravond ben ik tot de rust weergekeerd na een midweek in Dublin. Ik sta nu op de transplantatielijst. Dat betekent voorlopig dat ik tussen nu en over ongeveer drie jaar elk moment een telefoontje kan verwachten om een nieuwe nier te krijgen. Misschien wel twee, want de jonge nieren gaan naar de jeugd en patiënten van mijn leeftijd krijgen de senioren. Die zijn al wat versleten, maar samen nog goed genoeg. Dat zou zelfs een voordeel kunnen zijn, want ouderen sterven gemakkelijker dan jongeren. Zij die zelf een vrijwillige donor hebben kunnen vinden, zijn al een stuk eerder aan de beurt. Ik ben aangewezen op een 'cadaveric kidney', een lijknier. Wat een vreselijk woord, 'kadaver'. Het doet me denken aan die bakken met tegengewichten, vroeger op het platteland, waar dooie koeien en dergelijke, die zelfs het slachten niet waard waren, in werden gedeponeerd.
En dan heb ik er vier, want ze worden niet gewisseld, maar je krijgt ze erbij. Dan kan ik zeker een kilo van mijn loodgordel afhalen.
Al die tijd ben ik op stand-by. Als ik word gebeld moet ik binnen een uur reageren. Want anders gaan ze naar de volgende wachtende. Ook moet ik op elk moment in staat zijn om binnen twintig minuten te vertrekken.
Ik heb gisteren gelijk een nieuwe telefoon gekocht, want de oude slaap ik dwars doorheen. Ik wilde er eentje met een ouderwetse bel die zo luid mogelijk overgaat. Die heb ik nu en de ringtoon heet 'Nostalgia'. Op dit geluid ben ik afgericht en voor mij is een telefoontje nog altijd bijzonder, want zo vaak gaat ie niet. Vroeger was er niet anders en tegenwoordig sturen mijn vrienden me liever een SMS, want het is goedkoper en creatiever om een bericht samen te vatten tot het noodzakelijke.
Hoe het met zwemmen moet, weet ik nog niet. Ik kan mijn telefoon aan Bridie of Anna geven en ze vragen een rode vlag te hijsen als hij overgaat. Ook zou ik de telefoon in een waterdichte verpakking mee kunnen nemen. Wat een leven…
Maar ik kan altijd nog van de Cliffs van Moher springen, dan ben ik gelijk van al dit gesodemieter af. Dan kan ik eindelijk een oude fantasie uitproberen. Als ik de tweehonderd meter hoogte afleg met mono en vleugel zouden ze in de valsnelheid zoveel weerstand kunnen opbouwen, dat ik in een glijvlucht ongedeerd op het water kan neerstrijken. En als dit niet lukt, zal je net zien dat dan mijn telefoontje overgaat.
Maar nu ik mijn pap op, en de rand van mijn mega-mok weer aangedweild heb met het volgende theezakje is de zon duidelijk een paar grijstrappen gestegen en heldert het op tussen de golfjes. Als ik een poosje over het water mijmer, voegen de lichte spiegelingen zich tot gestalten. Ik zie ze lopen op een markt, hier een koopman die met weidse gebaren zijn waren aanprijst, daar, in de oksel van Kaap Koeiekop een terrasje met een dribbelende ober en ver weg een straatje dat zich opwindt naar de horizon.
Zou het dan toch nog weer meevallen met die onuitspreekbare vulkaan? Ik heb alweer een vliegtuig gehoord maar nog geen streep gezien. Gisteravond hoorde ik een boot voorbijstompen met lichten die spookachtig over de golven sprongen. Het is toch een sfeertje alsof de wereld haar adem inhoudt. Zelfs de meeuwen zijn stil.
'De as komt hier als stof naar beneden en kleurt de zonsondergang bloedrood.
Geen Photoshop, maar wel een heel andere versie van 'Dusty'.'
Inmiddels is het buiten weer een mooie dag geworden. Er staat wel wat deining, maar het is afgaand water en dat remt lekker af. Eerst maar hopen dat mijn snorkel niet verstopt raakt van die as en dat Dusty in een goeie bui is. Het zal niet de eerste keer zijn dat ik dan ook weer mijn moed opraap. En als ik, uit het water, weer op mijn voeten sta, kan ik, geheel verfrist, mijn wederopstanding vieren.