Sinds ik mijn water in Kilshanny haal kan ik weer helemaal lyrisch worden bij iedere slok die ik slurp uit mijn pintglas. Niks heilige bron. Een gegalvaniseerde pijp die boven een betonnen bak hangt te klateren. Deze loopt over in een volgende betonnen bak en ik vermoed dat hier vroeger het water uit gehaald werd. Dat de eerste bak hoofdzakelijk diende om het water te laten bezinken.
Maar de tweede bak doet het niet meer. Het water loopt direct weg. En als je wat langer in de eerste bak kijkt, dan zie je steeds meer zoetwatergarnalen, die soms met een onverwachte noodgang, soms ritmisch samentrekkend, soms met een andere, kleinere garnaal, wellicht minnend, maar misschien ook wel kannibaal, zich door het glasheldere water bewegen.
Misschien zijn ze van dezelfde soort die zich bevindt in de meertjes op Clear Island, in het uiterste zuidwesten van Ierland. Daar zijn ze ongewoon talrijk en als jje voeten een grondige schoonmaakbeurt wilt geven en ertegen kan, dan hoef je enkel op de oever te gaan zitten en je voeten in het water te hangen. Binnen een half uur is al het dode vel en overtollig eelt ervan afgevreten. Een pijnloze, gratis poetsbeurt, die enkel af en toe een beetje kietelt. Maar het is vooral het idee, daar moet je tegen kunnen.
Een bijkomstigheid van deze nijvere diertjes wordt al sinds mensenheugenis benut door de huisvrouwen van Clear Island. Ze gooien de vuile was in de vijver en halen deze er de volgende dag weer kraakhelder uit.
Misschien dat een ongeremde vermeerdering van deze garnaaltjes ook in Kilshanny zou kunnen leiden tot een groepje keuvelaars die met opgestroopte broekspijpen belangrijke zaken, zoals het weer en de verwachting ervan, doornemen. Met een beetje goede wil zouden er zes tot acht mensen kunnen aanschuiven. Maar je kunt zien dat de gemeenschapsgeest, immer gedreven door smetvrees, periodiek de bak tot aan de bodem schoonmaakt, want ernaast ligt een hoop sediment die daar al vele jaren aanwast, als de droesem van dit Hemelwater.
Op het water drijven altijd wel een paar bladeren van de kastanje en de esdoorn die het overlommeren. Na verloop van tijd zinken ze naar de bodem en worden daar lukraak aangevreten door een ander diertje dat zich daar ophoudt. Het lijkt op een rups, heeft een camouflage van zwarte en witte vlekken en is zwaar genoeg om de trage gang af te doen tekenen als een smal lijntje in het fijne stof. Ze eten links en rechts zonder enig plan van bladerresten en tonen zich niet van elkander bewust. Tussen de garnaaltjes en de larven heerst eer onverschil dan vrede.
Ik heb alle tijd om dit stukje natuur te aanschouwen. Soms duurt het dik vijf minuten om een vijfliterfles te vullen, maar als het stevig geregend heeft, is het bijna net als hard werken. Dan is zo'n fles binnen een minuut vol. Het water komt zilverklaar uit de verweerde buis. Oliesjeiks mogen dan gouden kranen hebben, maar ik weet wel zeker dat er niet zulk lekker water uit komt. Het is zonder meer de champagne van de bronwateren en reduceert alle modieuze watertjes tot veredeld slootwater.
Gisteren vulde ik nog weer zeven flessen, ontspannen rustend op de betonnen rand met een arm op de pijp en de andere met een fles voor de opening. Eerst drijft zo'n fles, maar naarmate er meer water in komt, gaat hij steeds dieper liggen en stelt zijn eigen giethoek bij. Op het laatst wordt hij een beetje zwaar als het water boven het niveau van dat in de bak komt. Ik laat het er op het laatst altijd even overvloedig overheen borrelen, als een soort gebaar van dank en teken dat ik niet alles neem. Als ik de fles er dan uit hijs daalt het binnenniveau een weinig, omdat de druk van het omringende water wegvalt. Dan zet ik mijn mond aan de opening en zuig een slok op bij wijze van snoepje.
Sommige mensen brengen avond aan avond door met een glas bier dat steeds weer gevuld wordt. Ik ben de koning te rijk met mijn water. Ik hou van iedere slok, drink op een avond drie, vier pinten en voer me dronken van geluk. Dit water is geen doorspoelmiddel, het heeft substantie en karakter, het doet iets onbenoembaars met me, maakt me in vrede leven met mijn van lethargie betichte nieren. Water drinken is van binnen zwemmen en daarin ben ik mijn eigen dolfijn.