Sinds kort heb ik de wind in mijn zeil, maar ook mijn zeil in de wind. En dat is me een strijd! Als de buizen staan haal ik de steen van het zeil. Het saamgevouwen pak van een vierkante meter heeft een oppervlak van 3 bij 8 meter. Vaak helpt de wind mee met uitvouwen, maar je moet hem wel in de gaten houden. Als het zeil eenmaal dubbel over de buizen ligt, bind ik de bovenzijde vast aan de spanband die over het dak loopt om de bovenbuizen in hun gootjes te houden. Ik houd met één hand de buis vast of tegen en met de andere trek ik het zeil aan. Als het goed ligt, sjor ik de binnentouwen onderdoor, overheen en naar beneden vast. Ziezo, die staat als een schuur. Nu nog even de zware rolstenen op de voorflappen wentelen en de tent is geaard.
Nu is het altijd zo, dat als ik een paraplu koop, dan houdt het subiet op met regenen. Evenzo als ik een watervergaarbak aanleg. Maar als ik het zeil over mijn buizengeraamte wil gooien om uit de wind te kunnen werken, dan gaat-ie juist met verhevigde kracht blazen. En dan merk je pas hoe sterk hij is en hoe moeilijk te bedwingen. En als hij draait kan hij al onder een kleine hoek de buisverbindingen doen kraken en zuchten.
Maar ook daar heb ik wat op gevonden. Als ik de bus zo zuiver mogelijk tegen de wind in parkeer, zorg ik dat er voor de bus nog voldoende ruimte tot bijdraaien is. Achteruit rijden gaat niet, omdat dan de grondbuizen gaan stuiken, maar vooruit trekt de bus de tent als een slede voort.
Ik heb de tent nu vier keer uitgebouwd en gisteren zelfs in een vliegende storm. Het waaide zo hard dat zelfs met van de wind af plassen druppels in m'n gezicht waaiden. De tent is als tot leven gewekt, ieder zuchtje maakt z'n eigen geluidje. Het is mijn hoogst eigen ruimte, nog geen zes vierkante meter, die ik telkens weer op de elementen moet veroveren. Maar wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.
Mijn tentje geeft zo'n beschut, geborgen gevoel zoals vroeger toen ik van moeder onder het wasrek met een laken erover met mijn neefje Gerrie tentje mocht spelen. Mijn tentje geeft me ook een gevoel van onkwetsbaarheid dat ik ken van duiken, als ik eenmaal mijn natpak aanhad. Het is een plekje uit de eindeloze motregen waar het bijna verrassend windstil is. Uit de wind en de regen werken is op het weitje een ongekende luxe. En zo gezellig, het is in feite een verlengsel van de bus en, net zoals vaak in de zomer, staan de beide deuren wagenwijd open. Af en toe puf ik even uit met een beker thee en zit dan op het hoofdeinde van mijn matras. Vandaar heb ik een mooi overzicht over mijn arbeidspanorama.
Tot nu heb ik enkel staan zagen met een Predator van Spear and Jackson, een roestig roofdier wiens tanden hongerig door het hout rennen. Idealiter dien je de zaag het werk te laten doen door hem rustig, ja bijna ontspannen, heen en weer te halen. De ondertoon van de zaag zakt bij het naderen van de dwarssnee en doet me denken aan een dopplereffect. Soms loopt hij even klem en dan zingt-ie. Met een beetje verbeelding hoor je daar een bultrug in.
Heerlijk vind ik van die handigheidjes die zichzelf uitvinden, zoals het werkstuk altijd zo in de bankschroef klemmen dat de te zagen lijn verticaal staat.
Zelf ben ik geen kerstmens, maar in mijn tentje heb ik toch maar mooi een witte kerst. Dat ook wens ik alle bezoekers van mijn website toe: Vrolijk kerstfeest!