4 juni 2008
Aangemoedigd door mijn overheerlijke zwemfeest van gisteren lag ik vanmorgen al om half zeven in het water van White Strand.
Op het ratelen van de boeiketting bleef ze waar ze was.
Dan maar met voorbedachte rade. Ik heb mijn ketting van vorig jaar weer terug gevonden in het loodgordel vakje en de klinkklank door midden gedeeld met Rod. Ik hing mijn deel, ongeveer een meter, om mijn nek, maar dat was geen succes, want bij een steile duik viel hij in het wier en heb ik hem met moeite terug gevonden. Daarop stopte ik één helft bij m’n loodgordel in, zodat ze bij elke beweging samen rinkelden.
Vanaf de wal had ik haar bij het verst gemeerde bootje gezien en toen ik eenmaal daar was, zwom ze recht op me af. Dit doet ze vaker en voor de streel wil ik graag weten of ze links of rechts aan mij voorbij gaat. Nu kan ik minder goed manoeuvreren wanneer ik stilhang, dan wanneer ik enige vaart heb. Het is alsof ze gedachten kan lezen, want ze verlegd vrijwel altijd op het allerlaatste moment haar koers langs mijn zijde waar ik niet op gok.
Of het van de ketting kwam, of ze de tederheid van Ute of Kate miste, of dat ze voor de verandering in een aanhankelijke bui was, je weet het niet. Duidelijk was wel, dat ze vertroeteld wilde worden. Ze hing de hele tijd binnen mij handbereik en liet zich strelen, krabbelen en koezen.
Om haar extra te verwennen zocht ik naar veterwier, maar kreeg niet meer dan een armzalig bosje bij elkaar. Ze was er niet erg mee ingenomen, want nu bleef ze buiten mijn bereik.
Even later kwam ze weer terug van even weggeweest met een enorme bos veterwier, dat als een bruidssluier aan haar linker borstvin vloeide. Het wortelsteentje hing er nog aan als was het een prijskaartje. Die heb ik verwijderd en bij mijn gordel in gestoken bij wijze van trofee. Met mijn volle hand greep ik in het wier en draaide het zoveel mogelijk er om heen.
Ze ging vrijwel meteen op haar rug liggen als wou ze zeggen: ‘Do it to me!’
Toen ik uiteindelijk de terugtocht aanving bleef ze zo dicht naast me zwemmen dat ik vreesde haar met de mono te raken.
Eenmaal in sta-water heb ik de mono uitgedaan. Telkens weer kwam het uiterste puntje van haar rugvin pijlsnel en gedragen door een donkere schaduw om me heen.
Soms loopt mijn masker vol met zout water. Niet van de zee, maar van geluk.
Jan Ploeg, Lackanishka, 4 juni 2008
print versie