1 juni 2008
Het mooiste water heb je ‘s morgens vroeg. Het was spiegelglad en had een ongereptheid die breed onderstreept werd door het gebogen randje branding dat zich te rusten legde op het zandstrand. Mijn oog werd gevangen door een donker lijntje. Dat kon niet zomaar zijn en mijn verrekijker gaf me gelijk. Ik zag het bekende hoofd met een pijpje van Rod en vlak daarbij het opduikende silhouet van de dolfijn.
Ik onderdrukte met kracht de neiging om in mijn wetsuit te springen want ik weet hoe het wezen kan om helemaal alleen met haar te zijn.
Dus belegde ik een dubbele boterham met knoflookkaas en twee fijn gesneden cherrytomaten en maalde het geheel met diepe teugen karnemelk naar binnen. Inmiddels waren Rod en Dusty dichterbij gekomen.
Dit was mijn moment. Ik haalde mijn wetsuit buitenste buiten en even later, toen Rod uit het water kwam, liep ik erin.
Ik hield de watervleugel al bij me toen ik de mono aandeed, maar ook toen ik de ankerketting liet ratelen bleef het water leeg op uitgestrekte scholen zandaal na (het zandaalschandaal: in Denemarken worden ze opgestookt in energiecentrales). Deze veranderen nauwelijks hun formatie wanneer ik dichterbij duik, maar ze spatten uiteen wanneer de dolfijn arriveert.
Het wordt hoog tijd om mijn duikfles te laten vullen. Niet alleen vanwege de bekoring van het onderwaterbestaan, maar ook voor een plannetje. Ik kan namelijk ringbellen blazen en wil vanaf de bodem filmen hoe Dusty daarop reageert.
Na een lange, diepe duik lig ik even uit te rusten. Links over mijn schouder rust iemand mee. Ze ligt daar zo stil, alsof ze even geniet van het dolce far niente. Ik draai me half om en trommel met mijn vingers op de watervleugel, bij wijze van het geven van een geluidje. Ik drum de eindsolo van Gene Krupa uit het Carnegie Hall-concert van Benny Goodman uit 1939. Ze kijkt in volle luister toe.
Even plotsklaps is ze weer verdwenen. Als ik naar de wieren zwem komt ze langzaam als een hemellichaam onder me door. Even later duik ik diep en draai me op mijn rug. Dan gebeurt er iets vreemds. Ik bots tegen iets zachts aan, draai me om en zie Dusty naar de spiegel zwemmen. Dit hoefde niet te gebeuren. Haar ontwijkingstechniek is feilloos. Ik vraag me af, probeer dit te begrijpen. Haar prooigedrag, om zwemmers van achteren te benaderen, is alom bekend. Nu zwom ik achteruit. Had ik haar verrast? Uitte ze haar ongenoegen? Wat een heerlijke kluif tot overpeinzing.
Daarop zie ik haar met grote snelheid diep onder me heen en weer kriskraskruisen.
Het is drommels mooi geweest. Ze zwemt mee tot kniediep water. Dan zie ik haar staartopwellingen als voetstappen van mij verwijderen. Mijn dag kan niet meer stuk.
Jan Ploeg, White Strand, 1 juni 2008
print versie