26 december 2007
Kom maar, ga je mee? Ja ja, gaan we, echt waar, nog even m’n wintertenen in m’n laarzen stoppen. Wacht even, die kromme sleutel in dat eigenzinnige slot. Oké dan, gaat ie, niet op de weg, hè, we gaan door het veerhek. Kom maar, het ruikt hier veel lekkerderder.
’t Zal mij nieuw doen wat voor opstelling Fergal vandaag weer heeft gemaakt. Aha, vier paarden in het middenveld, van waaruit alleen Drie Sokjes naar voren komt. Onze eigen twee ezels op het voerveld en die andere twee in het reserveveld. En kijk nou es, de ruif is bijna leeg! Kijk, daar doe je het nou voor, daar gaan makkelzat twee zakken hooi in. Potverjoppie wat een glibbertrapje is dit toch, ik zou hier ook bijna op handen en voeten naar beneden gaan. Zo, dan ga ik even wat plakken hooi zakken, dan kan jij de muizen uitsnuiven. Wat zijn we hier toch een stuk handiger in geworden, niet? Vers van de rol, compact in de zak en dan uitschudden in de ruif, en een beetje uit elkaar trekken, als of je in plaats van het bed, het eten opmaakt. Wat ruikt dat hooi toch lekker, even alsof ik weer tien ben op de boerderij van Dijkema in Marsum.

Zo, nou nog even een zak over het hek voor de reserve-ezels en dan komt nu het mooiste moment. Pen uit de beugel en los die deur. Het deksel van de oude vrieskist open en daar, de zachte overvloed van havervlokken en daarin de glanzende voerbak. Nee, nee, ik hou niet van brutale ezels, achteruit jij, en jij ook. Jullie komen echt wel aan de beurt, zeker nu die drie andere paarden kennelijk al gevoerd zijn. Kijk nou es op die pallet, een mooi rondje, nietwaar? Ja, dat zat er dik in, een graancirkel! Ziezo, keer drie en kijk de duiven pikken mee, vrede op aarde, in ieder geval op het voerveld.
Nu nog het water. Met een emmer de andere twee volgooien van boven, krijg je zuurstofrijk water van. Tjonge wat kunnen die ezels toch drinken, dat hou je met de hevelslang niet bij.
Tjongjonge, wat een modderboel, je zou de paarden laarzen aan doen.
Ziezo, Honnepon, je kan weer uit je schuilplaats komen, hoor. Ze zijn te druk met eten en anders ben ik er ook nog. Waar zouden de schapen nu weer uithangen? Ze moesten es weten wat voor een lekker emmertje ik bij me heb. Wacht es, zie ik daar een dikke steen bewegen? Dat kan niet, dat moet wel een schaap zijn. Ja hoor, en daar, daar ook.
Kom nou maar mee, straks heb je spijt dat je niet bent meegegaan, kommaar, ja ja, zie je nou wel hoeveel pret je kan blaffen? Wat is het hier toch mooi, niet? Die berg daar was gisteren blauw en nu istie bruin. Vind jij dat nou ook zo mooi? Nou, anders ik wel, hoewel, het kan soms ook een sta-in-de-weg zijn.
Hé, is dat nou een stok, tja, daar heb ik wel es van gehoord, kun je die niet een héééél eind weggooien? Je kon wel familie van Dusty zijn, jij kleine spring-in-‘t-veld.
Oké, kies jij dan maar een strategische positie, ik ben al opgemerkt, Francie en Theo in de voorhoede, direct gevolgd door Moeke met haar veelbelovende Lammechien en daar gaat het emmertje met een beetje hier, een beetje daar, kom op, dames, heren ook, het is net zo lekker als in de emmer en die wordt steeds leger. Zo, en nou esveepee even niet door elkaar lopen, ... 20, 21 nee, overnieuw, ...22, 23, welverdorie, 21, 22 en Lammechien natuurlijk.
Goedzo Honey, onze taak is volbracht, nou nog even de modder van m’n halve laarzen afslepen in het hoge gras, nog even spoelen in de pothole en we zijn weer thuis en dan heb ik nu toch wat lekkers voor jou van het vrouwtje! Jaja, dat was het wat ik zo straks onder de hete kraan legde, sardientjes in zonnebloemolie, dat het je mag smaken en dan neemt het vakantiebaasje nog een lap van de kerststol, jammie!’
Jan Ploeg, Boston, 26 december 2007
print versie