30 oktober 2007
In plaats van alle mooie foto’s en verhalen die ik hier neer probeer te zetten, wil ik nu es de gemiste kansen portretteren.
Het is vooral een inventarisering die me zelf aanspreekt, omdat het dus mogelijk is om ‘Dolphin Address’ nog leuker te maken. Daarom deze verzameling foto’s in woorden.
Deze foto is degene die me op het idee bracht om een ‘Dolphin Address’ aan Gemiste Kansen te wijden:
Even voor Brannockstown reed ik langs een hoge, maar vloeiend ronde heuvel. Er graasden schapen op, zoals je dat hier overal ziet. Deze keer echter stonden ze bovenop de heuvel in silhouetten tegen een strakblauwe hemel en deden mij denken aan de vorige ‘Dolphin Address’, waarin ‘schapenwolkjes aan de horizon graasden’. Ik kwam terug van een paar boodschappen in Kilcullen en had geen camera bij me.
Bij de klimoprotsen tegenover Poul Sallagh is het vaak een drukte van belang. Een kleine menigte trekt zich samen, hangt in de touwen of staat in triomf aanwijzingen naar beneden te schreeuwen. Hoewel ze hun auto’s zo dicht mogelijk bij parkeren, stralen ze toch een stuk sportiviteit uit. Totdat ik een ernstige afwijking van de kom-maar-op-koppen waarnam.
Twee, ongetwijfeld aangetrouwde dames, hadden hun regisseur vouwstoelen geïnstalleerd op een plek waar ze niets konden missen van een eventuele neerstorting. Ik ben gewoon doorgereden.
In Ierland is een grote vraag ontstaan naar gevlekte paarden. Laatst zag ik zo eentje afsteken tegen het veen. De bruine kleuren gingen geheel in de achtergrond op. Dit keer had ik wel m’n camera bij me, maar op de foto’s die ik maakte stonden als zodanig onherkenbare fragmenten paard. Ook al wist je dit, dan nog kwamen ze niet samen.
De storm blies de koffie uit mijn beker en hoewel ik het hele White Strand vierkant had rondgezwommen had Dusty zich niet laten zien. Omdat het gevaarlijk onhandig was om bij de rotsen uit het water te komen zwom ik naar het hellinkje. Daar moest ik tot mijn middel door het opgespoelde zeewier waden. Wie schetst mijn verbazing, laat ik het zelf maar doen, toen plotseling vlak voor me een middelgrote vis uit het wier sprong. Toen iemand me later vroeg wat voor eentje, moest ik er het zwijgen toe doen. We waren niet aan elkaar voorgesteld.
Ongeveer 6 jaar geleden zat er een grote strontvlieg op de motorkap van mijn auto van Fanore tot Ballyvaughan alsof hij er op vastgelijmd was. Hij hing zelfs in de bochten tegen de middelpunt vliedende kracht in. Zodra we in Ballyvaughan arriveerden ging ik voor mijn camera, maar ik was te laat. De vlieg was gevlogen.
Pas toen ik weer op het weitje was en vol verwachting mijn foto’s naar de pjoetr overspeelde, zag ik dat er op het meest belovende vergezicht een telefoonkabel voor hing als een afgezakte horizon.
Niet gedane zaken nemen ook geen keer, daarom voor het contrast en om met een plezierige noot af te sluiten, een foto die ik vanuit de bus nam ongeveer 80 rijdend, mikkend op de regenboog en me volstrekt onbewust van de vogels. Ik tel mijn zegeningen, één voor één.
Jan Ploeg, Weitje Fanore, 30 oktober 2007
print versie