12 januari 2007
is een schone zaak en biedt de mensheid veel vermaak. En dat niet alleen. Als je niet gek bent, dan wordt je het wel bij nadere beschouwing. En anders doe ik het wel even voor. Het is namelijk helemaal niet waar dat de het mensdom uit twee stammen bestaat: zij die zichzelf serieus nemen en zij die net doen alsof. Al lijkt het er toch nog zo op.
Als ik toch vergelijk hoe ik nog maar twee week geleden naar andere mensen keek en hoe ze er nu uitzien val ik bijna van verbazing van mijn stoel. Toen waren jullie allemaal zowat hetzelfde. Een pot nat vol kleffe brei van samenzwerende na-apers die om dezelfde stomme grappen lachten en gelaten in de tredmolen van alledag sjokten. En, let wel! Dit was niet enkel mijn ‘one man’s opinion’. Het was echt zo klaar als een glazen klontje, behoefde geen nadere uitleg of bewijs, want de levende doden marcheerden door mijn blikveld tot aan den einder en voor iedereen die z’n ogen open had.
Niet dat dit alles dramatisch veranderde nadat ik Sarah uitgezwaaid had en mezelf in het Catharestaurant zat te verwennen met een blikje steenkouwe coca cola en een soft ijsje dat smolt als een poolkap en er om smeekte bij de smeltfazen opgelikt te worden. Ik heb er het vel van mijn handen voor af moeten knokken. Mijn overwinning stak op in de avond, het minst bedreigende deel van een lege dag, omdat daar de vergetelheid van de slaap binnen afzienbaar bereik kwam en wellicht miraculeuze dromen op het menu konden staan. Ik verdeelde de avond in schrijven, lezen en nog een laatste uurtje sociaal, wat meestal neer kwam op TV kijken. Daarna ging ik strijk en zet om half 10 naar mijn eindelijk bed, want mijn moeder zegt altijd: ‘Al slaap je niet, dan rust je toch’. Bovendien had ik een slaapkapsuultje in mijn medicijn dieet, dus binnen een half uur was ik weer even van mezelf verlost.
Eigenlijk is dit alles echt niet zoo bizonder. Iedereen kent dat denk ik wel van een nieuw begin en hoe de tijd dan geleidelijk volloopt met gewoonten en activiteiten. Het wonderlijke dat mij opviel was dat ik gisteravond niet meer al die zelfde mensen zag. Opeens waren het individuen geworden, alsof ik ze een beetje kende, met niet alleen verschillende, maar ook echt eigen gezichten, mensen met een zelf gekozen looppad, toevallig daar en zeker niet vanzelf. En het wonderlijkst was nog dat ze mij allemaal ook zagen. Niet met langdurig pijnlijk staren op hinderlijk opdringende blikken, maar in een oogwenk, meegenomen uit een hoekje, kortom op zo’n manier dat ik het gevoel kreeg: ik besta weer.
Jan Ploeg, Eindhoven, 12 januari 2007
print versie