Dolphin Address 03
31 januari 2006
Het was al een geklonter over de bevroren sneeuwtrottoirs van Berlijn, maar nu is het na een dag dooi overnieuw bevroren. Als een pinguïn schuifel ik over de spekgladde bulten. Op een geparkeerd busje prijkt een dolfijn met een achterdochtig oog en een goedkoop kroontje boven het blaasgat, zwemmend over een golvende tekst: Delphin-Autovermietung.
Kopschuddend loop ik langs. Al weer iemand die een slaatje probeert te slaan uit de copy-right vrije populariteit van de dolfijn. En dan met het typisch onhandige gehannes van een ‘doe het zelver’.
En dat is dan nog vrij onschuldig. Tijdje geleden ontving ik een sterk staaltje. Het was joviaal op tekst gezet door iemand uit Amerika die zich assistent-professor noemde. Sinds ik soms dagelijks aanbiedingen krijg toe-gespamd om Master-degrees en andere indrukwekkende bullen te kopen van onbekenden die edoch overtuigd zijn van mijn intellectuele capaciteiten, is mijn ontzag voor wetenschappelijke titelatuur een beetje afgebladderd. Het gaat om een onderstelt veer-mechanisme in de staartstok van de dolfijn. Omdat deze op- en neerwaarts de staart aandrijft heeft een stel onderzoekers in de roes van een leunstoel inzicht besloten te bewijzen dat de staartstok elastische kwaliteiten heeft. Hiermee zou ze zich bij iedere slag tegelijk in tegenovergestelde richting laden. Als verklarend model wordt het zwaartekracht trotserende springvermogen van de kangoeroe gepresenteerd. Het feit dat de opwaartse kracht van water de zwaartekracht goeddeels te niet doet werd instant uit de vergelijking gevlakt toen ik daar op wees. Het bewijs kwam er op neer dat een dolfijn niet gauw moe wordt. Zo kan je bewijzen dat er komkommers op Mars groeien.
Ik heb het niet zo op dit soort geheimzinnige wetenschap. Als je op zoek bent naar waarheid dien je er voor open te staan. Fouten tellen enkel als je er niks van leert. Als antwoord kreeg ik een open deur in twee korzelige zinnetjes. Mijn argument dat een dolfijn geen machine, maar een denkend wezen is dat zijn drie dimensionale voortbeweging nog scherper moet monitoren dan wij onze overwegend twee dimensionale versie werd niet opgepikt. Mijn vraag aan de assistent-professor of hij enig vermoeden had of een dolfijn zich bewust was van het door hem beschreven mechanisme vermocht geen verdere discussie te verdragen.
Dan maar snoerstrak naar het hooggeleerde tandem dat dit inzicht had verzonnen. Het kostte enig aandringen, maar toen werd me dan ook 4 megabyte aan informatie toegestuurd. Zonder enige vorm van navigatie. Over één kant wel tof dat ik nu tot diep in de zomer over dolfijnen kan lezen. Aan de andere kant staat de aanleiding nou niet direct borg voor betrouwbare kwaliteit. Mijn klacht over dit lawineus onthaal en mijn vraag waar het touw aan te knopen werden afgedaan met een nietszeggend kattebelletje.
Zou ik dan toch ook maar zo’n diploma kopen? Staat wel strak, zo’n Jan B. Ploeg, Ph.D. Wie weet opent het deuren die anders gesloten blijven.
Toch maar liever in mijn gezond blijven. Volgens mij schept de dolfijn een uiterst fijn luisterende balans tussen borst en staartvinnen. Of, zoals ik het ooit formuleerde, ‘dan is de staart een hele grote hand, met duizend vingers aan het water.’
In die tijd experimenteerde ik ook met loodblokjes aan handen en voeten om de pendel beweging van armen en benen te versterken. Je loopt er fantastisch mee bij de Eemskanaalbrug omhoog. Maar je bent ook veel eerder moe.
Ach, dolfijnen, beetje koketteren met het perpetuum mobile, paar miljoen dollar onderzoekssubsidie binnenhalen, we moeten allemaal zien rond te komen, niet waar?
Jan Ploeg, Berlijn, 31 januari 2006
print versie