Dolphin Address 21
17 mei 2005
Het had niet nog mooier kunnen zijn. De wind was gaan liggen in de omarming van de baai en de stem van de oceaan was tot een fluister geworden. De zon warmde de rotsen tot een geur die sinds de vorige zomer mijn neusvleugels niet langer had gedragen. Een handjevol dolfinado’s had hun auto’s in de berm van het weggetje geschoven en zich verspreid over drooggelopen rotspunten. Het water was glashelder en de kabbels leken als lenzen de kleuren van de bodem te halen. Het was warm in de luwte van de kaatsende steenlagen en spoedig hadden we onze aarzel overwonnen: ‘We gaan er in!’
Mijn pak schoof zijn verstikkende warmte langs mijn enkels omhoog naar de worsteling om in mijn mouwen te komen. Loodgordel om, masker en snorkel, vleugel en vin, en als een puffend kacheltje wankelde ik over de gezeepokte slijprotsen naar de verlossende waterkant. Een koele tastende voet naar een stavast op de meest nabije bodem en de andere voorzichtig dieper. Dan voorover en met een zucht van zilte overgave in het fris.
Had ik mijn masker niet goed ingespuwd? Het waasde voor mijn ogen, maar iets dieper werd het scherp. Het moest een zoutsprong zijn, zoet water, dat zich nog niet helemaal met het zoute had vermengd. Niet helemaal duidelijk, want ik had geen watertoevoer, beekje of stroompje gezien. Het moeten de onbegraasde kliffen zijn, waar eeuwenlang gras op gras als een enorme spons de regen had opgezogen en het nu onop gemerkt weer terug gaf.
We zwommen de baai in en zagen overal in de ondiepten dode kelpwieren liggen. Niet echt om vrolijk van te worden. Iets verder op liep de bodem de diepte in en zag het er weer gezond uit. Ik had vijf maanden niet gezwommen en was onterecht bang geweest dat ik mijn conditie en mijn watergevoel was verloren. Mijn motoriek werd instant opgestart. ‘Enkel water toevoegen’, de slogan van Mares jubelde door mijn hoofd. Het klaren ging als een tweede natuur en als een albatros scheerde ik over de diepten. De wieren, zeesterren, het blauwige licht dat wegschemerde naar de diepten, verticale rotswanden met spleten, grotten die meer dan halve duister nissen herbergden, het oneindige gevoel besloten te liggen in de armen van de zwaartekracht.
Geen dolfijn, zij bleef een belofte van ver weg, maar een zalig ontspannen zwemmen, bijna een wedergeboorte.
We zijn om het schier/eiland gezwommen, hebben zee-egels en spinkrabben opgedoken en weer netjes terug gezet. Moe, maar betoverd de kant weer opgekropen en op een zon verwarmd terras weer langzaam bijgekomen van de koude klap. Eigenlijk helemaal niet zo erg, dat Dusty niet daar was. Het zou te veel kunnen zijn geweest.
Jan Ploeg, Boothuisbaai, 17 mei 2005
print versie