Dolphin Address 21
2 oktober 2004
We hebben een huis gehuurd, niet zo zeer om de regen als wel omdat we stapelgek van de wind werden. De hele zomer hadden we al een oogje in het zeil gehouden, maar alles boven afgetrapte toeristen- behuizing was onbetaalbaar. Nu had ik zelf nog het liefste een ruïne gekocht en die zelf weer bewoonbaar gemaakt, maar dan praat je al gauw over 2 euro-ton. Dan moet je nog langs het comite van eilandschappelijke schoonheid en misschien mag je dan gaan bouwen.
We wonen sinds een dag in een voormalige boerderij, even buiten Ballyvaughan. De vensterbanken zijn 62,5 cm diep. De wind buldert over de schoorsteen en scheurt aan de hoekstenen van het huis. Aan de voorkant kijken we uit op stapelmuurtjes, die, afgezet door bomen eerst een dalletje in duiken en vervolgens omhoog rennen naar de ruïne van een dakloze, met klimop overgroeide en van een begraafplaats vergezelde kerk. Daarachter ligt verder de Galway Bay, be-einderd door Connemara. Naar links het haventje van Ballyvaughan dat in het niet valt tegen de duizelingwekkende daling van het Blackhead profiel, naar rechts trekt de skyline op naar de Slievenagapple.

Achter het huis is een plaatsje, afgezet met een stenen muur, waarachter het weiland bijna op ooghoogte verder strekt. In het weiland lopen hele families koeien, stieren met enorme ballen, stiertjes en koetjes die lukraak het liefdesspel oefenen en moeders die hun kalf laten drinken. Daarachter is een gordel van witdoorn bosjes en dan loopt de Moneen mountain op z'n Burrens de trap op naar 262 meter.
Met de natuur zit het hier wel goed, maar ik moet wel heel erg aan het huis wennen. Afwassen deed ik op het weitje ook wel es, maar dan spuugde ik wat water in een lepeltje en trok het dan door het gras. Nooit ziek van geweest. Maar nu moet ik het afgewassene ook nog weer spoelen ivm afwasmiddelresten. Kleren prop je niet terug in je rugzak, dat moet allemaal in een kast gevouwen. Het lijkt allemaal nodeloze rompslomp. En dan wat er allemaal via de telefoon moet worden georganiseerd, de eindeloze herhaling van wachtspreuken en de afschuwelijke muziek daar tussen.
Het voelt alsof iedere steen in de muur is betaald met een vrijheidsgraad. Iedere dakpan neemt een zonnestraal. Geborgenheid hangt boven mij als een roofvogel. Ik hoef alleen maar aan mijn grote boodschap op de rotsen te denken, in een vliegende storm met een wapperende pyjama en op scherp voor een plots klappende golf. Nu zit ik op de WC en staar langs de plinten.
Toch is het paradijs niet verloren. Het is er allemaal, meer zelfs, nu de Natuur de zomerteugel ontlopen is. Bij Doolin zagen we golven vanuit de oceaan op de klippen botsen en de volgenden kruisen. Nooit tevoren zag ik tonnen golven elkaar met zo een nonchalance heen en weer gooien. Langs de hele kustlijn rezen in de verte zuilen water als geisers die als vertraagd terugvielen.
Ik denk dat het wel wennen zal.
Jan Ploeg, Killohill, 2 oktober 2004
print versie