Dolphin Address 9, door Verena Schwalm
14 augustus 2004
De wind is gaan liggen. Boven in de bergen begrijp ik wat het betekent een koe te zijn. Vliegen kruipen in mijn neus en ogen. Nu niet staan blijven. Maar ik ben hier niet om door te lopen. Het is juli en de bloemenpracht van de Burren kent geen grenzen. Een wonderlijke hommel kruist mijn pad, helgeel, een feest voor mijn ogen tussen al deze zwarte lastposten.
Verweg van het toeristen gedruis, de touringcars en de Burrenbezoekers-voor-vijf-minuten ben ik hier helemaal in mijn eentje. Krekels sjirpen als ik me niet beweeg. De zon schenkt ons aardbewoners al haar opmerkzaamheid. Voor mijn neus was dat helaas al weer teveel.
In de verte trekken zwarte gaten in het Karst-gesteente mijn aandacht. Zou dat 'mijn' grot kunnen zijn? Ik neem me voor om te gaan kijken en klim dieper en dieper in een wereld van scheuren en holle ruimten, een onvergelijkbare wereld van geluid.
Gevormd door water is nu bijna ieder hoekje een nieuw thuis voor stille schoonheden. De Bloed-ooievaarssnavel verlicht mijn pad. Verborgen in de schaduw van een scheur leeft een enorme varen, zonder wind benut hij de kans zich in zijn volle grootte te ontvouwen. Vlinders dansen en genieten de zoete veelvoud.
Gehoorzamend aan de lokroep van de verte vind ik mijn weg over gladde platen, die zich als zonnebank aanbieden of als een groot tekenbord en gesteente met scherpe kanten, die afbrokkelen wanneer ik mijn gewicht eraan toevertrouw. Valkuilen verborgen door Hazel of Pimpinellen rozen die enkel op een kans lijken te wachten om me te verstuiken. Voorzichtigheid is geboden. Eén verkeerde stap en ik lig hier dagenlang in Niemandsland voordat ik wordt gevonden. Nu en dan een adrenalinestoot en alles gaat goed.
Ik geef me over aan dit alles. Hier en Nu is alles prachtig en mooi, een geschenk, en ik ben dankbaar tot in het diepst van mijn hart. Voel me één met alles wat er is.
Plotseling wordt mijn weg versperd door een dichte groei van Meidoorn en Hazel. Er schijnt geen doorkomen aan. In mijn verwachting krabt en steekt het en scheurt het mijn kleren aan stukken. Overgeleverd aan een martelende ondoordringbaarheid. Het is niet de eerste keer dat deze beelden me verhinderen om verder te gaan. Maar deze keer waag ik het. De eerste stap erin, de gespleten grond is nauwelijks meer te zien, ik struikel, duw takken en twijgen met handen en voeten opzij.
Het gaat berg afwaarts, hoewel het bladerdak een vlakke bodem beloofde. En verder bergaf. Ik krom mijn rug, loop onder de kronen van het Hazelbosje, totdat ik uiteindelijk rechtop kan staan, helemaal opgenomen door varens, mossen en schaarse bloemen. Ik hou mijn adem in. Ik ben in een andere wereld. Een wereld van halfduister en vochtigheid, maar ik voel me niet bedreigd, eerder geborgen.
Verscholen voor toeschouwers beweeg ik me tussen gladde stammen en volg paden van dieren. Ik voel me ongelofelijk gelukkig. Ik heb de angst voor het onbekende overwonnen, belemmerende beelden verslagen en zo een wonderbare wereld ontdekt.
Verena Schwalm, Weitje Fanore, 14 augustus 2004
Vertaling en liefdevolle adviezen: Jan Ploeg
print versie