31 juli 2002
Vandaag, woensdag 1 augustus, was het water glad en glashelder en er was niemand bij Pollenewatch, behalve ik. Op zich al een genot om alles scherp te zien. Ik gleed door het water op het ritme van mijn adem. Iedere golfslag houdt je even in en geeft dan de gespaarde energie terug. Met rente, als je weet hoe. Even geen 'sound signatures' voor Dusty, eerst even genieten van wat het heldere water beneden onthulde.
Patsy had zojuist kreeftenvallen gelegd met z'n witte vissersbootje, de kajuit dapper voorop en er dreef een boei op nog geen honderd meter voor de rotsen. Daar eerst maar es naar toe. Maar het touw leidde drijvend opzij en ik had geen zin om het verder te volgen. Ik kon de bodem duidelijk onderscheiden en maakte een paar duiken op een hondshaai. Meestal zijn ze mooier en gloeit het bruingeel tussen hun zwarte stippen, maar deze was een beetje flets.
Toen plotsklaps pakten mijn ogen een rog uit het zand en even daarachter lag nog een met een prachtig gebroken zwart/wit tekening. Maar een rog is het mooist alstie zwemt, elegant tot in de puntjes. Vlak over hem zwemmen maakte geen indruk, dus zat er niet veel anders op dan hem een handje te helpen. Eigenlijk mag dit een beetje niet van mij, maar het was toch ook voor 't eerst zo helder. En een beetje is ook maar een beetje verkeerd. Ik schrok me een strot vol zeewater. Vlak achter me bewoog iets groots en lichts en heel snel. Dusty natuurlijk, maar even goed dikke stoute schrik. Op de rotsen zag ik mensen en meer komen. Wat haar timing aangaat leek ze gewacht te hebben op de aanvang van de voorstelling.
Wat toen volgde zou ik graag op de film hebben gehad. Omdat het zich grotendeels onder water afspeelde, maar ook om het zelf nog es terug te zien. Daar is geen ruimte voor bespiegeling, het is bijna één grote uitbarsting van energie en ik verbaas me soms dat ik dit op kan brengen, vooral omdat het allemaal met ingehouden adem gaat. Plus dat het allemaal razendsnel gaat.
Niet zelden lijken we frontaal op elkaar te stoten, waarbij we theoretisch in eenzelfde uitwijk op elkaar kunnen klappen, maar zij is zo gewiekst gevind dat ze daar ook nog weer een escape voor vindt. Tot nu toe heb ik drie aanvaringen met dolfijnen gehad. Eentje met Fungi in '97, die op mijn vleugel dook en twee keer met Dusty, waarvan de laatste gisteren. Ik weet niet eens zeker of dat wel per ongeluk was, want ik maakte een lange duik richting strandje en dan probeert ze me altijd over te halen om nog even te blijven. Het was ook niet ernstig, meer zacht, want ik kwam met mijn hoofd onder haar buik uit. Wel grappig, want boven begon ik te mopperen van 'Hé, kan je niet uitkijken' enzo en de badgasten snapten er helemaal niks van. Moet je dus bij zijn.
We hadden zo'n vijf meter te bespelen en het begon weer met haar naar beneden, ik volgen, zij afbuigen. Op een gegeven moment merkte ik dat ze mij nadeed. Niet ongeveer, maar puur exact. Een bocht rechtsom van mij werd een voor haar, gevolgd door een draai om om haar as, dus ik ook, handen overpakkend aan de vleugel. Als ze ziet dat ik iets snap gaat ze even helemaal uit haar bol. Dan pompt haar staart waanzinnig op en neer en flitst ze de blauw/groene waas in en uit alsof ze even haar enthousiasme moet luchten.
Soms springt ze zelfs en eenmaal kwam ze zo hard en zo dicht bij me neer dat het geluid bijna zeer deed aan mijn oren. Als ik naar beneden ging en op mijn rug ging zwemmen, deed zij dat ook en daaruit kom ik rechtstandig omhoog, waarop zij haar staart vertikaal sloeg en met haar kin zowat onder de mijne uitkwam. Wat dichter bij het strand zwommen we om, over en onder elkaar door, met constante slingers en koerswijzigingen op het nippertje. Ook het koezen was meer dan innig, bijna privé. Ze reageert zo vol overgave, zo bijna verliefd op mijn zachte streeltjes en ze blijft eeuwig bij me hangen.
Ik las ergens dat de beroemde 'glimlach' van een dolfijn niks meer is dan een hydrodynamische aanpassing. Natuurlijk gelijk geprobeerd en inderdaad, als je onder water glimlacht, ga je sneller. Moet je dus ook bij zijn. Af&toe ga ik maar even met haar naar de rotsen, waar inmiddels een heleboel mensen staan te kijken en er ook al een paar in het water zijn gegaan. Ze zwemt dan wat rondjes tussen mensen door die over het algemeen naar haar graaien, maar steeds lijkt ze te vragen: 'Gaan we nog eeeven donderjagen in het diepe?' Alsof ik mijn dochter naar bed bracht toen ze nog klein was.
Soms wordt het graaien haar te gortig, zoals gistermiddag. Ik weet niet waarom, maar een jonge vrouw kreeg tot drie keer toe een pets met haar staart. Ongetwijfeld verdiend, want er stonden zo'n acht mensen in het water, dus dat was geen toeval.
Iedere keer als ik er uit ga doet ze me uitgeleide tot knie-diep. Ik ben door haar affectie al lelijk in de problemen gekomen met een paar andere vaste dolfijnliefhebbers. Als ik het water in ga, gaan zij er uit, omdat Dusty toch meest bij mij is. Dat uit zich vooral in scherpe kritiek op de artikelen over mij in de krant van vorig weekend. Ik zou daarin Dusty 'gebruikt' hebben ter promotie van mijn watervleugel en dat zou zich dan weer uiten in een verhoogd bezoek met desastreuze gevolgen voor Dusty. Gelukkig is daar nog niets van te merken. Maar het toont wel weer aan dat het niet gemakkelijk is om er een tussensoortelijke relatie op na te houden. Overigens lig ik hooguit twee uur per dag in het water, waarvan ik zeker de helft besteed aan het meenemen van Dusty naar andere mensen. Die zeggen in het water nog wel es aardige dingen over ons, maar op de kant ben ik weer gewoon bijna niemand.
Tot besluit volgt nog een gedicht van Liesbeth:
Holy ground
Dit land van veen en zee verdwijnt in een bocht
rijdt zichzelf klem onder de rode fuchsia
bij een Holy Well
Het veen aarzelt, niet zeker dat vandaag vandaag is
Misschien is het vorig jaar of misschien morgen
De aarde rot en groeit op vergane glorie
Winkels verkopen symbolen uit stenen tijden
aan hen die regen weren met een ademende regenjas
passanten op de wind
Maar de zee slaat op de rotsen, vreet de wortels uit het land zout wrang en hard slaat het hier.
Slechts zij die de wind weerstaan kunnen wortelen op
druipnatte rots
De bergen die zwart zijn en bijten of grauwgrijs hoeken schrijven stilte in de zee.
De bergen en de zee zij zijn elkaar genoeg
De mensen lopen naar morgen onder tegenwind
maar morgen schuilt hier in grote huizen
en computers in de stilte van de wind
Liesbeth Cavé
Dolphin Address 18, 31 juli 2002, Jan Ploeg
print versie