21 mei 2002
De wind snijdt onder mijn autopet door als ik bij de achterdeuren een ochtendscan doe van de omgeving. De veelbelovende blauwe lap aan de hemel is bijna voorbij. Een golf geysert naar de derde verdieping en vangt de turkooizen weerschijn van het voorlopig laatste zonlicht. In de Atlantische verte brouwt een onheilspellend grauw. De auto schudt de hele nacht al in de wind. Zo erg, dat ik om vier uur een stroomlijn correctie heb uitgevoerd: binnendoor, want de regen zweepte om de auto, naar achter 't stuur en met de neus in de wind. Toen waaide er een vijf liter container water om op het dak en bleef door bommerdebommen. Moest ik er toch nog uit. Vond ik op de boerderij ook altijd zo leuk, om midden in de nacht in kracht acht aan het werktentdak te hangen, omdat ik'm anders de volgende dag van de kerktoren van Tjuchem moest plukken. Gisteravond deed ik een achterdeur open, die klapte gelijk uit m'n hand en bijna door z'n scharnieren. Het is hier uitkijken met de natuur, eten of vermalen worden tussen 't gruis. Echt avontuur, geen paffende cowboy.
Humor ook. Heeft de boer z'n koeien hier vanmorgen weer losgelaten. Normaal doet ie dat enkel 's winters, maar nu gebruikt ie ze om kampeerders af te schrikken. En het lijken wel afgerichte koeien. Een honderd meter verderop staan twee van die poenduitsers met dikke kampeerbussen. Daar staan die koeien, wel twintig, overal tussen en omheen. En maar poepen.
Vorige week vrijdag was een hele minne dag. De avond tevoor had ik besloten dat de 'Tuna Melt' (tonijn met gesmolten kaas op/in stokbrood) in de 'Tea Junction' op de T-splitsing in het centrum van Ballyvaughn, niet voldoende zou zijn voor een hongerloze nacht. Daarbij kwam, dat de Cashel, een soort levende blauwe kaas, echt op moest voor dat ie pootjes kreeg. Voeg daarbij een blikje spagetti in tomatensaus en mijn verhemelte was in de zevende. Verder niks aan de hand, totdat ik 's morgens in amper licht wakker werd met zeven bar op m'n buik. De vorige avond had ik nog iets lopen rijmelen over:
'mijn ogen lopen voor mijn voeten aan
ze zeggen waar ik wel of niet kan staan...'
Hoe ik het gehaald heb naar de skybox, die zat gelijk onder de zeven kleuren. Ik kan me in alle ellende een keer verteld hebben, maar ik heb er zo'n zeven keer moeten zitten om er een ons blauwe kaas door te krijgen. En het ìs geeneens blauw, het is gifgroen, het zijn de blues die je er van krijgt.
Keith kwam tegen een uur of acht. Ik mag hem graag en zeker na een week alleen. We hebben samen zijn splinternieuwe tent opgezet zonder ruzie te krijgen en volgens de traditie op 'Stortemelk' staat dat gelijk aan rijp zijn voor de ondertrouw. Amstel kennen ze hier niet, dus hebben we daarna nog een pint gepakt. Dat is een verouderde inhoudsmaat, daar hoeft niet per se bier in te zitten.
Iedereen heeft wel eens van verschillende vrienden ontdekt, dat ze elkander kennen. Dat kan heel verrassend werken. Maar het kan ook ontroeren. Zo koesterde ik ooit het ontluikende gevoel voor een onmogelijke liefde, totdat ik ontdekte dat haar moeder een van mijn eerste liefdes was geweest. Nu is ze een zelfde vriendin als mijn dochter.
Deze chemie moge zeldzaam zijn, toch kunnen de benodigde elementen achter een graspol liggen die je dagelijks voorbij loopt. En het gaat niet alleen op voor relaties tussen mensen.
Zo heb ik al 16 jaar wat met dolfijnen en ben ik al 27 jaar lithiumpatient. Beide hebben met water te maken. Dolfijnen beheersen het tot in de kleinste druppel en van lithium krijg je een onlesbare dorst. Het wordt gewonnen uit zeezout, maar dieper verband zag ik nooit in die richting.
Het is de dorst die me drijft. In de herfst van 1996 schreef ik:
'Hoewel het vreselijk is om altijd dorst te hebben, is het ook weer verrukkelijk om deze te lessen, hoe tijdelijk dat ook is. Als dat, wat je het liefste wilt, in overweldigende overvloed beschikbaar is, dan moet je toch wel een gelukkig mens zijn.' Maar ook dit voordeel heb z'n nadeel. Ieder litertje gaat door het gietertje. Het was op te boerderij al nooit zo leuk om er 's nachts 4, 5, 6 keer uit te moeten, hier moet ik midden in de nacht aan de ochtendgymnastiek vóór de hele reis en soms zou ik een extra hand kunnen gebruiken om het fladderen van mijn pyamabroek in te tomen. Logisch dat ik in het kader van de rationalisatie, de integratie en niet te vergeten de leefbaarheid van mijn auto, kien ben op het optimaliseren van mijn leefomstandigheden. Daar bij neemt de herinrichting van mijn dorstbestrijding een belangrijke plaats in. Nu heeft dorst naast de fysieke, ook een psychische component. Hoe harder je in het vuur blaast, hoe feller het oplaait. Als ik me voorneem vòòr het slapen niet meer te drinken, dan word ik onmiddellijk geteisterd door excuusduiveltjes, die me influisteren dat niet doorslikken wèl mag en niet meer dan drie slokjes melk natuurlijk ook.
Soms is het ritueel hierbij een uitkomst. Het is erg slecht voor het neopreen om in je duikpak te plassen. Daarom had ik de afspraak met mezelf, om, als ik, als zo vaak, ging flipperen in het Veenmeer, dat ik dan voorbij 'de Witte Molen' niks meer drinken mocht. Alleen de mond spoelen met wat slobber uit de duikbril om spuug aan te maken.
Dat werkte heel behoorlijk, maar alléén voor het Veenmeer.
Keith en ik hadden het over de fysieke aspecten van dolfijn ontmoetingen. Hij vertelde dat hij met Dusty aan het ravotten was en dat ze plotseling heel snel bij hem weg zwom. 'Ik probeerde haar te volgen, maar stuitte op een muur van water'. Dit deed me denken aan de krachten die ik op kan roepen met mijn watervleugel. In voorwaarts snijdt ze er doorheen, maar met de boven- of onderkant kan ik voldoende weerstand oproepen om me er voor een keerpunt als aan een steigerpaal om heen te trekken. Zo kun je de vluchtigheid van water solider maken. Uit een onderzoek met een robot-tonijn kwam naar voren dat een vis met zijn staart eerst een draaikolk maakt, om zich er vervolgens tegen af te zetten.
Maar als je dit idee omdraait en in de geest van het water treedt, kun je stellen dat het water 'impact' als eigenschap heeft. En deze actieve eigenschap kun je dan weer toepassen. Dat deed ik al jaren, zonder me dat zo te realiseren. Water drinken uit een glas is niet eender aan het drinken onder een kraan of van een tuinslang. De kracht waarmee het water in mijn mond komt draagt bij aan het lessend effect, evenals het raakpunt (wang, verhemelte, keel) en de temperatuur (jammer dat het bij nul graden al bevriest). De impact van water is dus niet alleen de kracht, maar het product van kracht, plaats en temperatuur. Maar dat deden we allemaal al. Gorgelen om de keel grondiger te reinigen, slobberen om de smaakpapillen te prikkelen.
Heb ik het wiel weer es uitgevonden? Misschien, maar dan ook welke kant ik hem op kan rollen. Ik heb een waterfles gekocht met een uitschuifnippel. Vooral alstie al wat leger is, blaas ik lucht boven het water, knijp er in en krijg een bruisende bergbeek binnen. Doe ik al jaren. 's Nachts voor het slapen gaan, en hier kun je je lelijk bij verdrinken, lig ik op m'n rug nog wat lekker in m'n mond te druppelen. Heb ik ook eerder gedaan. Maar nu heb ik ontdekt dat het in mijn mondhoeken meer verfrist dan in het midden. Als ik hier nou een solide ritueel omheen kan vormen, dan slaap ik beter en hoef minder vaak naar buiten.
En van de 'bottle of wattle' nog maar even naar 't weer. Dat is hier toch wel spectaculair. Ik sta hier nu anderhalve week bij Poulsallagh en het waait hier wel zo ongenadig. Gister werd ik een beetje zeeziek van het schudden van de auto en ben ik nog maar even naar de Tea-Junction gereden. Onderweg snapte ik opeens waarom je hier geen Bereklauw ziet, die heeft veel te grote bladeren, die flapperen kapot in de wind. De zee was heel diepdonkerblauw, met leek wel allemaal donzen veertjes. Voorbij Blackhead, waar de rotsen steil de zee in duiken, had je valwinden die cirkels in het water sloegen en er op stuifsluiers vandoor gingen. Maar dan toch weer een marshmellow zonsondergang, waarbij de zon in de laatste minuten haar kleur verzamelt in de spleten en scheuren van het Steen en dat daardoor dooraderd naar Coaguland.
Jan Ploeg
print versie