Maandag is het dan zo ver. Na een kreupelende elf maanden van martelende pijn in mijn benen ga ik geopereerd worden aan mijn rug. In feite heb ik er al sinds 1986 last van, dus als alles nu weer goed komt wordt het bijna een wedergeboorte. Maar er is meer…
Ik wil graag het ijzer smeden als het heet is, probeer altijd het combinatie potentieel the maximaliseren. Dus heb ik verzocht om een weinig meer dan het vrij leggen van zenuwen en het vastzetten van wervels. Ik heb daar jaren over nagedacht en ben nu volledig voorbereid.
In Fanore haalde ik mijn water uit bronnen, van de Holy St. Jozef well bij Milltown-Malbay, langs de kastanje bak van Kilshanny, de stortvloed van Caher Valley tot aan het Punthuisje in Gleninah, om maar niet te spreken van de talloze watergaten alom. Dit water is geheel verzadigd van kalk en door het te drinken is mijn skelet nagenoeg onverwoestbaar is geworden.
In mijn carriere als beroepsdolfijnzwemmer heb ik bijna net zoveel tijd in als uit het water doorgebracht. Het zout daarin heeft mijn huid gelooid tot sterker dan krokodillenleer, dus wat dat betreft ben ik ook al niet kapot te krijgen.
En dan natuurlijk mijn longen. Die zijn met perslucht verscheidene keren naar 50 meter diep geweest en duizenden keren free-divend naar vijftien zodat je er een tractorband mee kunt oppompen.
Met andere woorden, ik kan dus een stootje hebben en dus waarom niet gelijk mijn rugvin laten monteren als ze daar toch bezig zijn. Ik heb er twee met een zeeltje, een van Afrikaans Padoek, maar ik geef de voorkeur aan die van Surinaams Groenhart, daar die in water zinkt en me een extra duwtje naar benedenen geeft als ik uitbuig boven water.
En om mijn nederige noden te completeren, kunnen ze dan ook een nier van een dolfijn transplanteren, ben ik daar ook gelijk klaar mee.
Dinsdag lig ik dus nog wel de hele dag in de verdoving, daarom schrijf ik het nu maar alvast op. Heb ik toch nog wat voor 1 april!