Al 20 jaar verkleed ik me als dolfijn en ik heb bij alle weertypen zomer en winter in het water gelegen, maar nu hier? Eergisteren heb ik als een garnaal door de ondiepte moeten kruipen, ontdaan van enige waardigheid. En dat op mijn 64ste, vernederend!
Dan niet! Er liggen hier overal struikelkeien op de bodem, zodat lopen een last is. Als het maar even boven kniediep is kun jje voorover in het water leggen en je tegen de bodem afzettend voortduwen. Maar met al dat wier daar glijden je voeten weg en sliert het in je gezicht. Nu kan ik in kniediep water nog wel zwemmen met vin en vleu. Ik heb maar weinig slagruimte nodig. Maar om de mono in waterzit aan te doen moet ik minstens tot mijn middel in het water staan. En het werd maar niet dieper.
Het pad van een dolfijnzwemmer leidt niet altijd over rozen en zeker niet als het over zeewier gaat.
Toen ik dan eindelijk tot aan de pier gegarnaald was kon ik dan de mono aantrekken. Maar toen zat ie ook goed en had ik maar een gedachte, dieper water!
Als het water zo laag staat meren de veerboten in het diepe van de haven en worden de passagiers met kleinere boten af- en aangevoerd. Op de bodem kun je zien waar ze altijd langsgaan want de schroeven hebben daar de boel 'aangeveegd'. Ik was nog maar net op weg toen ik Dusty's aanwezigheid voelde en een blik over mijn schouder bevestigde dat. Alsof hoogst vanzelfsprekend kuierde ze half achter me aan, haalde me in en sneed me tot stilstand (Ik ben vergeten te vertellen dat wij tegenwoordig telepathiseren op onderwater broadband, sonar wijdte, heel high tech).
'Wat is dat nou? Kun je niet zien waar ik heen wil?'
'Jawel hoor, maar daar zijn we nog niet.'
'Nou, zo komen we er ook niet.'
'Okee, okee, ik ga wel weer weg.'
'Nou, zo had ik het ook niet bedoeld.'
Vooruit dan maar weer, er stonden praktisch geen mensen op de pier, dus daar had ze even niks te zoeken.
Maar even later sneed ze me weer. Gelukkig was het daar al wat dieper en ik kon net onder haar door. De afgrond was iets verder en toen ik daar aankwam ging ze rechtop voor me hangen:
'Geef es een geluidje?'
Ik trommelde met mijn vingers op de watervleugel.
'Die ken ik nou wel, kun je niks nieuws verzinnen?'
Ik krabde achter mijn oor en daarbij piepte mijn vinger op het rubber van mijn masker.
'Hihi, da's een leuke, heb je nog meer?'
Ik bracht mijn andere hand naar de tegenoverzijde en begon een piepgesprek tussen beide handen. Daarbij moest ik de watervleugel loslaten. Ik zag dat ze haar aandacht daar gretig op richtte:
'Nee, denkternietaan, ik zit toch ook niet aan jouw vinnen.'
'Toch wel heel eventjes?'
'Nee, want dan moet ik halverwege Crab Island zwemmen om hem weer terug te halen. Weet je wat, kom op gaan we lekker diep.'
Ze was al weg toen ik nog aan het voorademen was.
Bij het klaren lag ik al tussen de zeeegels en een liefelijk tafereel van terrasjes en grotjes, zandpaadjes en stille plekjes ontvouwde zich voor mijn ogen. Dusty zag ik diep onder me. Na een paar dipjes ging ik echt diep, moest twee maal klaren.
'Meid, wat woon je hier toch mooi!'
'Ja he, nou gezellig dat je 't ook leuk bij mij thuis vindt'.
Ik zag een paar grote zeebaarzen een eindje verderop.
'Even dag zeggen, hoor.'
'Zegges, ehm, zou jij niet weer es naar boven moeten, ademen of zo?'
Ik keek omhoog, oei, dat was een eind weg, zoveel water er tussen. Maar gelijk had ze. Ze zwom voor mij aan omhoog en ik ging al mijn luchtbellen voorbij. Weer aan de spiegel zei ze:
'Weet je nog meer leuks?'
'Wacht es, ik ben even m'n adem kwijt.'
'Zal ik helpen zoeken?'
'Ja, doe maar.'
Ik zag haar in de mist verdwijnen. Waar zou ze nu weer vandaan komen? Het is alsof ze aan mijn lichaamshouding kan soneren vanwaar ik haar verwacht, want ze weet me altijd te verassen. Ik gleed op mijn rug onder water en onmiddellijk verscheen ze uit het niets en ging direct boven me zwemmen, bijna buik aan buik. We giechelden naar elkaar.
'Je maakt me geen kindje, hoor,' grapte ze.
'Nou ja, zeg', protesteerde ik terug, 'je kon m'n kleindochter wezen.'
Ik begon het koud te krijgen en een rilling voerde door mijn lichaam.
'Wordt het je tijd niet om er uit te gaan', vroeg ze zorgzaam. 'Lekker opwarmen met hete koffie en een sjekje en opscheppen hoe leuk we gekletst hebben?'
Ze is tot kniediep met me mee gezwommen.
'Je komt er zelf wel uit, he', riep ze nog.
Ik stond op, gleed uit en plonsde weer terug.
Achter me hoorde ik haar grinniken.
'Wat moet je daar ook' grijnsde ze me na.