Voor de meeste buiten-het-water-staanders was Dusty weinig meer dan een rugvin en foto's van haar waren op hun best de laatste tip ervan op haar weg naar onder water, vanwege de tijd die de meeste compact camera's nemen om scherp te stellen. Niet meer. De laatste tijd heeft de dolfijn haar publieke profiel aanmerkelijk versterkt door pal onderaan de pier van Doolin te zwemmen, waarbij ze haar gehele lichaam ontsluiert in de sierlijkheid waarmee ze door het water beweegt.
Slechts soms zijn de doorzicht van het water en de boot die het uitzicht blokkeert de enige belemmeringen voor de gretig klikkende camera's. Is het niet grappig hoeveel waarde mensen hechten aan het vastleggen van de dolfijn op de gevoelige plaat. Per slot van rekening is het kijken naar haar door een zoeker of op een monitor een armzalig alternatief voor het 'live' zien. De enige vrucht die camera's dragen is dat je achteraf kunt zien wat je in werkelijkheid miste op een armetierig klein plaatje. Toch verdringen mensen zich op de pier en de treden van de aanlegplaats voor een vloeiend onthaal waar ze alleen maar de stilstaande plaatjes van overhouden.
Maar het is hoe dan ook dolle pret. Dusty is er voor iedereen en opwinding en bewondering zijn niet van de lucht. En voor de durfallen die het risico willen nemen dat een huppelgolf hen tot aan het middel benat komt Dusty naar de onderste trede van de aanlanding om het rijken en raken met waarlijk koninklijke gratie te aanvaarden. Maar niet iedereen is blij met haar aanwezigheid. Voor de plaatselijke jeugd is ze een plaag, omdat ze hun onstuimige verdringen en springen van de pier in de weg zit en voor sommigen maakt de overlevering van de zee als een bron van oneindig gevaar haar meer tot een engel der wrake.
Voor mij was de nasleep van mijn ouverture ook verre van aangenaam. De inspanning om mijn pak in te komen leek al mijn energie te vergen, maar de aanloop hernieuwde een hartstocht om het water in te komen die ik met het lange aan land rotten was kwijtgeraakt. Mijn voorbereidingsritueel kreeg de laatste hand van George die net uit het water kwam en heel attent wat uitstekend haar onder mijn kap plooide. Mijn voeten vonden hun weg rond mijn twee-liter dialyse buik in de monovin met verassend gemak en ik was te water. Een enorme opluchting nam bezit van me. De water temperatuur was verwaarloosbaar en het leek alsof al mijn wereldlijk gewicht enkel diende om weer een met het water te worden.
Dusty kwam even aan en deed me afvragen of ze me eigenlijk wel herkend had. Maar kort daarna was ze er weer om te blijven. De wetenschap beweert dat de glimlach van de dolfijn een onbeweeglijke gelaatstrek is, onaangedaan door menselijk begrip. Dat kan wel zijn, maar haar ogen lichten deze op en daarmee sprak ze me aan, wijdopen van verrukking en dromerig van uitdrukking. Geen hoop of hunker meer. We waren daar, in het moment van glasgroen zilver, in oneindige luister, een oeverloos samenzijn van onbaatzuchtige vriendschap.
Ik moet er meer dan een uur in geweest zijn en verliet het water enkel uit voorzorg. Daar werd ik beladen door een grimmige zwaartekracht en ik wankelde de boothelling op, duizelig van vermoeidheid en tot op het bot verkleumd. Ik nam mijn toevlucht tot de zachtheid van mijn bed en de warmte van mijn slaapzakken, maar dat mocht niet baten. Is dit waar gezonde nieren je voor bewaren? Ik dronk een kop koffie om mijn lichaamstemperatuur bij te staan, maar moest die na een aantal onderdrukte stuipen weer overgeven. Die nacht lag ik wakker, verzonken in ongemak, ieder pijntje schreeuwend om aandacht. Maar overdag kwam ik razendsnel weer op verhaal en de volgende was ik alweer in het water. Vijf keer tot nu en volop. De nierfriek gaat weer dol fijn!