White Strand is in feite een vredige achtertuin van de zo gevreesde Malbay. Het is niet moeilijk je voor te stellen hoe de Spaanse galjoenen in 1588 aan stukken werden gereten door de witgekuifde riffen en de overvloedige tanden der getijden. Zelfs de kreeftenvissers manoeuvreren uiterst behoedzaam tussen de brullende waterbergen. Ik vind het leuk om te waaghalzen in de heffende golven, maar ontsnapte meermaals op het nippertje aan een plotse richel.
De laatste avonden ben ik aan de wandel geweest. Dat was voordien tamelijk zeldzaam. Ik had daar niets te zoeken en het veel belopen pad, een grazen snelweg, kon hooguit mijn voeten vervelen. Een plotse impuls bracht me op pad en de diverse halsbrekende afdalingen naar de puntige rotslagen daagden mijn durf uit. Dat loopt heel anders dan de rotsen bij Fanore. Vanwege de gekantelde platen loop je voortdurend scheef en is het lastig niet steeds verder naar het water af te dalen. Maar ook hier geldt dat er verscheidene paadjes zijn en het enkel de kunst is om ze op de voet te volgen. Het oeverprofiel is zowel in verticale zin als in horizontale uiterst gearticuleerd. Soms moet je met handen en voeten omhoog, dan weer als een steenbok langs steilten naar beneden. En dat is niet altijd eenvoudig voor een kreeft. Dan zijn er stukken uit de lagen geslagen. De grootste inham is 'Kieran's hole', waar een roestige ladder herinnert aan statiger tijden en de plaatselijke jeugd bij voorkeur pleistert, beschut door de voor de meeste volwassenen ontoegankelijkheid. Verderop doorsnijden diverse smallere en wijdere 'kanalen', rotsgangen gestoken door scheuringen in het gesteente, de oevervoeten. Ze eindigen in grote zamelingen van rondgerolde stenen en een enkele heeft zich diep onderdoor gevreten.
Het was bij zo een wijde boog dat ik het water naar binnen zag stormen. Ik kon de slokop horen ademen door het ratelen en dreunen van de ingebrachte en uitgezogen stenen. Maar waar ik zelf de adem bij verloor, waren de schuimschilderijen die door de toppen van het jachtende water werden voortgeworpen. Dit was een Jackson Pollock action painting zonder weerga. Eigenlijk vond ik het helemaal niet zo erg dat ik geen camera bij me had. Het zou toch te donker zijn voor freeze frames en bovendien waren de schuimbeelden met een knippering van de oogleden op het netvlies te vangen. Dankzij meneer Rorschach weten we de waargenomen figuren te relativeren tot persoonlijke projecties, maar juist daarom genoot ik des temeer van de kroonluchters die aan mijn voeten werden gesmeten. Voorwaar een koninklijk onthaal.
Toen ik bovenlangs het zo gebaande pad terugliep, sloot in een keer alles tot een verband. De waterkant die ik in de afgelopen drie jaar in al haar intieme hammetjes en uiteenlopende getijden had leren kennen viel nu van de landkant als puzzelstukjes tot een vertrouwd geheel. Van nu af zou ik altijd weten waar ik me bevond.