Het is hier zo aan lente toe. Overal merk ik bloemetjes op die zich openen voor de zon. De koploper van deze lente is het lepelblad (Engelse benaming: Scurvy grass, scheurbuikgras). De bladeren zijn glanzend groen en variëren van niervormig tot dat van een rondborstig moederhart. De witte bloempjes zijn petite en bloeien, bevend in de wind, in twinkelend gezelschap. Voor hun aroma moet je door de knieën want ze zijn terughoudend in hun honinggeur. Ze hebben zich vooral rond en zelfs binnenin mijn keukenhol gevestigd als willen ze me er aan herinneren om vooral niet te vergeten vitamine C te slikken. De bladeren voorzien daar rijkelijk in en werden vroeger op scheepsreizen meegenomen om scheurbuik te voorkomen.
Vitamine Zee lokt er op los, maar de hemel grimlacht boven Fanore en in de wegwaaiwind schuilt nog steeds een gemeen koutje. Daar ik de bus bijstel naar een steeds draaiende wind, biedt deze van binnenuit een caleidoscopiskaal uitzicht.
In hun stilte hoor je de stenen spreken. De natuur staat op het punt van haar miraculeuze wedergeboorte. Hoe ze ook huilt of schaterlacht, de kinderwagen rijdt door.
Madeliefjes knoppen op in samenzijn, genoeg om tot een halsketting te rijgen zoals we vroeger voor Moederdag deden en hier en daar een paardenbloem, waar we de steel van splitsten, zodat ze krulden, drijvend in het water.
Deze tijd is nog zo teer. Dit floraal onthaal luidt de aantocht van immense scharen in. En deze warmte, zo vurig naar verlangd, lost de behoedzaamheid voor kou af en geeft de ziel terug aan haar bestaan. Niks te vroeg, want mijn thermale incasseringsvermogen begint te tanen. In de mensenwereld ben ik een erkende uitzonderling, maar in de natuur geldt enkel het recht van de ouwe taaie.
Maar zij die de Natuur voornamelijk als zorgenkindje van de media kennen, ervaren haar als uitgekleed, als onblusbare burn-out, het sinistere decor van de teloorgang van de mensheid.
Noem me naïef, maar als ik een blik uit mijn raam werp, zie ik een prachtige natuur en vrijwel geen mens die ervan loopt te genieten! En dat terwijl ik op het mooiste plekje van de wereld woon. Kennelijk vertellen we elkaar liever wat voor een zootje we er van gemaakt hebben, dan ons in de gulle schoonheid ervan te verwijlen.
Hiep en hoera voor de natuur! De golven hebben iets feestelijks vandaag. Er gaat aardig wat deining en de wind staat aflandig. Op het moment dat de golf wil omslaan wordt ze nog even tegengehouden door de wind. En zo komt er voor een tel of twee een doorschijnend franjerandje op. Dan wordt het kruintje eraf geblazen en stuift als een wimpel van de ommeslag. Het water is zo helder, dat je de bodem vlak voor de golf kunt zien waarna hij met een grauw overslaat. En dat alles in een kleur die het midden houdt tussen smaragdgroen en azuurblauw. Het heet hier niet voor niets de Rockièra!
Een kniesoor die zich aan de regen stoort.