Het is natuurlijk prachtig dat Dusty zich met regelmaat ophoudt bij de boot, maar op de keper beschouwd is het, net als alle andere speeltjes, iets dat een direct treffen in de weg staat. Ze is gefascineerd door mijn bouwsel, dat trouwens ook in mensenogen van zonderlinge samenstelling is, gezien het aantal verrekijkers dat ik er op gericht zag. Ook heeft het al tot naamgeving geïnspireerd. Paul noemde het ‘The Thunderbird’, wat vooral van onder uit het water gezien past als een hilarisch futurisme. George opperde, het noodlot tartend, ‘The Jantanic’, maar die had ik al. ‘The Meeting Point’, vat niet alleen mijn streven samen, maar is, zoals gisteren bleek, in letterlijke zin ook onweerstaanbaar macaber.
Gisteren sprak ik Ian weer es en merkte op dat de boot bij vloed veel verder weg leek te liggen dan bij het laagwater op dat moment. Ik openbaarde hem mijn inzicht dat dit niet alleen lag aan het ‘trompe d’oeuil’ effect, veroorzaakt door de kortere waterspanne, maar ook, doordat bij laagwater meer meertouw vrijkwam. Nauwelijks waren mijn woorden bestorven, of ik moest toegeven dat de boot zich nu toch wel erg dicht bij het strand bevond. Even later spoelde hij aan.
Foto: Ulrike
Nu was ik toch al voornemens het water in te gaan en bovendien had ik, bij wijze van voorgevoel, van het weitje een paar meter plastic touw meegenomen. Toen ik even later bij de boot kwam werd het probleem me in volle inhoud duidelijk. Hij zat nog tjokvol met water en was daardoor zo zwaar dat ik er geen beweging in kon krijgen. Bovendien hadden de golven hem zodanig omspoeld dat hij zich enigszins had ingegraven. Geen list kon noeste handarbeid voorkomen, dus stelde ik me achter het vaartuig op en begon op z’n hondjes het water eruit te malen. Ondertussen jachtten uitlopers van golven zich langs mijn netvlies, zodat ik af en toe even niet meer wist wat bewoog en wat stilstond.
Nu heb ik altijd geluk met onbeduidende zaken die ik soms in mijn voordeel kan doen uitpakken. De boot was gestrand vlak voor het laagste water en dit was inmiddels alweer begonnen te rijzen. Toen ik ongeveer de helft van het water had uitgekuipt waren de golven zo ver gevorderd, dat ze af en toe de boot even droegen, maar dan wel de verkeerde kant op. Ik begon deze momenten te benutten door aan het inmiddels aangeknoopte plastic touw, dat pijnlijk in mijn handen sneed, de boot vlot te trekken. Toen ik hem in kniediep water had geworsteld, heb ik hem ondersteboven gedraaid, aan de achterkant opgetild, zodat het meeste water er spontaan uitviel, en daarna weer teruggedraaid. Nu lag hij een stuk hoger op het water en kon ik beginnen met hem terug te zwemmen naar de boei.
In een eerdere editie heb ik al de aanzuigkracht genoemd van hoge golven. Dit geldt natuurlijk ook voor de boot en wel in sterkere mate, omdat deze nu aanzienlijk minder woog dan ik. De eerste keer had ik daar geen erg in en werd bijna geharpoeneerd toen hij met een onvermoede gang op me afkwam.
Nu had ik het touw dubbel gedaan toen ik het door een gat aan de punt van het doorstekend weidepaaltje vastbond, zodat het iets van anderhalve meter reikte. Als een matador, achterna gezeten door een eenhoorn, ben ik ruggelings naar de boei gezwommen. Bij het vastknopen heb ik de boot bij de kegel onder de arm genomen. Het henneptouw, waarmee hij eerst vastlag, hing nog vermoeid en kapotgerafeld aan het meertouw.
Even later werden mijn inspanningen beloond toen Dusty opdook en daarmee een nieuwe queeste. Enerzijds wil ik de aantrekkingskracht van de boot op peil houden, maar anderzijds zou ik Dusty eraan willen laten wennen dat het verder van de boot ook leuk kan zijn. Daarom ben ik gisteren tot drie keer toe van de boot weggezwommen in de richting van de rechteroever omdat het water daar meestal helderder is. Dusty kwam mee en ik heb haar tot twee keer toe een intensieve massage met zeeveter gegeven. Dat groeit even uit de oever, dus weg van de boot, en is dus voor haar ook al een reden om mee te zwemmen.
Volgende week vrijdag vertrek ik van hier. Eerst naar Dublin voor een gratis behandeling op de school voor tandartsen en de daaropvolgende maandag rijd ik naar Nederland. De dertiende november ben ik hier weer terug. Daarom wil ik nog zo veel mogelijk met Dusty zwemmen, al was het alleen al om haar te motiveren om naar White Strand te blijven komen. Maar gisteravond sloeg de kou op mijn buik en heb ik diep ingepakt door drie slaapzakken geprobeerd om het uit te zweten.
Het zit er nog, dus lijkt het me verstandiger om vandaag niet het water in te gaan. Nu heb ik echter makkelijk praten, want ik heb Dusty tot nu nog niet gezien. Eerlijk gezegd hoop ik stilletjes dat het vandaag niet tot een treffen tussen mijn verstand en mijn gevoel komt, want dan zou het, om met Amy te spreken, wel es een ‘losing game’ kunnen worden.