Het is nu een week geleden dat ik met Dusty heb gezwommen. Sindsdien ben ik meest bij White Strand geweest, maar heb haar zelfs vanuit de verte niet gezien. Ook andere dolfijnzwemmers, die bij Green Island en bij Spanish Point naar haar hebben uitgekeken, kwamen tot dezelfde teleurstelling. Zoals Jane opmerkte, ieder jaar om deze tijd is ze veel weggeweest, waarschijnlijk om te jagen. Gezien de komende winter is dat ook wel te verwachten. Ze is bezig haar wintervet op te bouwen.
Ik heb diverse keren gezien hoe ze jaagt. Ook hier zijn de rotsen gelaagd en deze platen lopen schuin de zee in. Daarin zijn diepe sleuven uitgeslepen en hierin zie ik, bijna zonder mankeren, grote vissen. Voor hen bieden de scheuren en spleten een bescherming, waarin ze betrekkelijk veilig zijn voor rovers. Dusty steekt haar snuit hierin en stuurt hoog frequente geluiden uit, die de vissen verlammen waardoor ze een gemakkelijke prooi vormen. Eens te meer blijkt hoe geraffineerd ze aan de kost komt: ze jaagt met afstandsbediening.
Hoewel haar sonar slechts zo’n 50 meter reikt, kan ze veel verder luisteren. Daarom werken sonische signalen zo goed, als ze binnen gehoorsafstand is, tenminste. Vandaar het rinkelen met een aanmeerketting en het slaan van stenen op elkaar. Daarnaast kun je natuurlijk ook andere geluiden maken om haar te laten weten dat je in de buurt bent. Door mijn onderkaak heen en weer te bewegen kan ik geluiden maken met het mondstuk van mijn snorkel of door aan de rubber band van mijn masker te trekken. Ook het maken van geluiden in de snorkel, praten, zingen, roepen of met een ‘Flatterzunge’ blazen is als een taal op zich.
Dolfijnen hebben ook een uitstekend gezichtsvermogen, maar als het water troebel is, zien ze net zo weinig als wij. Dan gebruiken ze hun sonar continu. Maar als het helder is, zien ze onder water uitstekend, maar ook daarboven. Ze steken hun hoofd boven water en speuren dan om zich heen. Dit wordt ‘spy-hopping’ genoemd.
De vaste bezoekers van deze site zullen zich wellicht herinneren dat ik twee jaar geleden een boot heb gebouwd van een op de rotsen aangespoelde container waar ik een zitgat in heb uitgezaagd, een weidepaal voorop heb gemonteerd, waaromheen een plastic teil en een wegkegel als punt. Met een hevel dreef ik de monovin onder de boot aan en haalde daarmee bijna voetgangerssnelheid. Om deze op te voeren heb ik een vleugel met een spanwijdte van drie meter gemaakt, in de verwachting dat ik hiermee een hogere snelheid kon behalen. Dat bleek een hysterische vergissing. Toen heb ik een kanopeddel gekocht om het daarmee te proberen, maar dat bleek heel zwaar te gaan en resulteerde niet in een hogere snelheid.
De laatste weken kwam Dusty enkel in de baai om bij de meerboeien te kijken of er nog boten waren. Die zijn er niet meer en gewoonlijk was ze dan binnen vijf minuten weer vertrokken. Daarom bedacht ik dat, als ik mijn boot daar aan zou meren, Dusty wellicht lang genoeg zou blijven om het water in te gaan en haar daar te ontmoeten.
Gisteren heb ik, na een paar mislukte pogingen om aan boord te gaan in een hevige branding, de boot al zwemmend naar een boei gesleept en hem daar aan vastgelegd. De rest van de middag heb ik deze scherp in de gaten gehouden, maar geen Dusty. Vanmorgen was ze er ook niet, totdat, toen Trevor en ik even stonden te praten, we beiden haar rugvin zagen, vlak bij de boot. Trevor maakte dat hij het water in kwam en heeft daarstraks meer dan een uur met haar gezwommen. Toen hij er uiteindelijk uit kwam had hij zo’n brede grijns op z’n gezicht dat-ie er bijna afviel. En ik ook! Eindelijk had ik een hemelse bestemming voor mijn boot gevonden. Van onder water gezien dan. Hij blijft drijven, ook al loopt hij vol water, want binnenin zitten een heleboel lege drieliter waterflessen. Welk een vreugde op deze stuifregendag. Daarnet zijn alweer drie mensen het water ingegaan en door mijn betraande achterruit zie ik ze met Dusty in de weer. Hopelijk blijft de boot een ontmoetingspunt. We hebben nog een halve zomer tegoed.