29 juli 2008
De wind fluit door de met drie smeedwerken dolfijnen gesierde bovenbarrière op de binnenparkeerplaats van White Strand. Het motregent gestadig en ik heb mijn raamtrekker al van vooruit gehaald om af en toe met een arm van binnenuit de achterruit te wissen om Dusty te kunnen waarnemen. In de eervorige aflevering zei ik nog er niet over te piekeren om zonder wetsuit de zee in te gaan en zwom het Veenmeer rond. Vandaag heb ik voor het eerst in vier jaar weer in m’n zwembroek met mono en vleugel gezwommen. Alsof ik door het water huppelde; geen loodgordel, geen pak, geen muts. Het water was kouder dan ik verwachtte, ongeveer 14 graden, maar Dusty was al gauw bij me. Ze zwom achter me en ze wist niet dat ik dat wist. Ik ging steeds sneller zwemmen, maar ze bleef achter me. Anders komt ze minstens naast me zwemmen en vaak voorbij. Ik buitelde een keerpunt (vleugel dwars en rechtop zodat je om haar weerstand kunt draaien) en kwam met mijn neus uit bij haar snuit. Toen ging ze rechtop in het water hangen en stak haar snuit tussen m’n benen. Ik werd een tikje zenuwachtig van deze fascinatie en hoorde haar intens klikken naar mijn edele delen. Ik werd weer gerust toen ik me herinnerde dat bij hevige koude mijn piemel zich zo ver terugtrekt dat hij met een haaknaald weer naar buiten moet worden gehaald.
Dusty bleef de hele tijd bij me of in de buurt. Telkens als ik een draai, duik of koerswijziging maakte, kwam ze ergens uit de nevel tevoorschijn. Ik kon maar zuinig mijn monovin zien, dus lag het zicht ergens tussen 162 en 176 cm.
Eigenlijk wilde ik er helemaal nog niet uit na een uur donderjagen met Dusty want ik was veel te bezig met haar om het koud te krijgen. Toch maar verstandig geweest en in de richting van de slipway gezwommen omdat daar mensen in het water lagen. In plaats van zwemmen ben ik terug langs het strand gelopen opdat Dusty me niet meer zou volgen. In vijf minuten was ik weer aangekleed. Toch wel een gedoedoe zo’n natpak. Ingepakt door twee donzen was ik zo weer op kamertemperatuur. Door m’n beregende achterruit zag ik haar nog een hele tijd met de anderen spelen en het was goed.
Jan Ploeg, White Strand, 29 juli 2008
print versie