4 juli 2008
Ze zeiden dat ik het kalmer aan moet doen nu ik 60 ben geworden. Nou, dat was niet nodig. Het ging vanzelf: even een creatief dipje.
Zie je nou wel, zeiden ze, je lichaam liegt niet. Dat zal best, maar dit heeft weinig met mijn menselijk lichaam te maken. Ik heb dit vaker meegemaakt. Toen ik nog beeldhouwde was er bijna altijd het gevoel dat, als ik iets volbracht had, ik in een zwart gat trad. Ga maar na, weken, maanden, soms zelfs jaren was ik bezig met een beeld. Ik ben behoorlijk mono-maan, dus ik ging helemaal voor één beeld. Ik deelde mijn leven met mijn werkstuk, werd er mee wakker en nam het mee naar bed. Vulde ieder vrij momentje met het inspreken van de laatste opwellingen op mijn praat-o-maatje. Zat tot in de kleine uurtjes met een pijpje krijt de aftekeningen te ongeveriseren voor de volgende ochtend.
En juist daar heb ik de grootste moeite mee. Niet om flink of braaf te zijn, maar niks doen ligt niet in mijn aard. Dat heb ik van mijn moeder. Het liefst zou ik de volgende dag al weer hevig verliefd op een nieuw idee, vol energie en enthousiasme van start gaan.
Maar daar moest eerst tijd overheen gaan. Het was niet alleen het onthechtingsproces, het was de bevlogenheid van een idee, die me het meest tekortschoot. Dit stadium staat in de literatuur bekend als ‘onspiratie’ (Charrue J.B. 1948, ‘In de armen van de zwaartekracht’, appendix 23, ’08, Garlic Press, Westerbork). Dat is akelig. Ik word dan al gauw bevangen door het gevoel dat ik mijn scheppend vermogen heb verloren.
Het volgende stadium, de préspiratie vereist leeuwenmoed en kenmerkt zich door uiterste behoedzaamheid. Veel te graag willen, maar gewoon nog niet toe zijn aan het investeren van geduld. Een idee bedenk je ook niet, dat is een geschenk. Het ligt dichter bij voelen en daar ben je geen baas over.
Maar wat dan? Braakliggen, rondhangen, dobberen in de tijdvijver, hopen dat het vanzelf komt? Dan kun je lang wachten. Maar daar staat tegenover dat inspiratie een heldere vonk is. Als je die wilt benaderen kun jje lelijk branden.
Het meest effectieve wat ik heb kunnen bedenken is vergaren. In een boek gaan wonen, om me heen kijken, me openstellen voor de inspiratie van anderen, tussen mensen zijn, het zoeken van schoonheid, e-mailen en websurfen. Het lijkt nog het meest op een nestje bouwen. Een strootje hier, een twijgje daar, een draadje wol voor de sjeu, alles wat maar bijdraagt aan het verwelkomen van een idee. En als het nestje uiteindelijk klaar is, dan komt het eitje vanzelf. De rest is transpiratie.
Met schrijven ligt dit nauwelijks anders. Als mijn geest niet specifiek iets te doen heeft gaat ze spontaan mijmeren en grasduinen. Dan vloeien als vanzelf denkbeelden en bespiegelingen door mijn dagdromen. Vaak is een passend denkbeeld al voorbij als ik me plotsklaps realiseer dat ik dit kan benutten. Het heeft iets van jezelf betrappen op een inzicht. Als een dromenvanger, maar dan eentje die klaarwakker is.
Het uitwerken van een idee kan enkel in een voortdurend denkproces. Maar ook hier werkt de Voorzienigheid. Ik kan maar met twee vingers typen en dat komt grandioos goed uit, want mijn gedachten gaan toch ook niet sneller. Bovendien kan ik net zo veel veranderen als ik nodig vind. Dat was met beeldhouwen wel anders, iedere splinter die ik verwijderde was onherstelbaar verloren.
Schrijven heeft andere beperkingen, bijvoorbeeld woordkeuze, soms het bedenken van nieuwe die nog beter verbeelden en de last der grammatica.
Als ik eenmaal een tekstontwerp heb, kan ik het Engels met het Nederlands laten interacteren. Dat kan wonderwel werken. Ik vertaal dan bijvoorbeeld een Nederlands woord in het Engels, eventueel met behulp van een woordenboek. Dan zoek ik dat Engelse woord op in mijn thesaurus (synoniemenboek) en vertaal vervolgens een van de synoniemen terug naar het Nederlands. Zo heb ik een veel breder scala voor mijn woordkeuze. Andersom werkt trouwens net zo goed, want soms schrijf ik eerst een tekst in het Engels. Dit is als pingpongen met een taalballetje.
Dit lijkt een puzzel, maar dan eentje die, als alle stukjes verzameld zijn, zichzelf legt. Dan juicht mijn hart ‘eureka’ en valt alles op zijn plaats.
En als Willem er dan zijn licht over heeft laten schijnen gaan de teksten en de foto per internet naar Carola die het vervolgens in volle glorie op de website zet. En zo is ook deze Dolphin Address geboren.
Ik besluit met een dienstmededeling: vanaf 8 t/m 24 juli ben ik in Nederland. Weer hoop ik verwelkomd te worden door zingende kinderen. Daar ben ik weer mijn eigen dolfijn. Er zou best wel es een Dolphin Address in kunnen zitten, dus blijf kijken.
Voorbeeld taal-interactie:
Inspiratie is een helder licht.
Inspiration is a bright light.
Inspiratie is een helder vuur.
Inspiration is a bright spark.
Inspiratie is een heldere vonk.
Jan Ploeg, White Strand, 4 juli 2008
print versie