24 juni 2008
Wie regelmatig door mijn gedachtegangen wandelt, weet dat ik de bescheidenheid zelve ben. Dat is een mooie eigenschap, waar ik slechts bij uitzondering krediet op trek. Zo’n gelegenheid doet zich nu voor. Op 27 juni ben namelijk niet alleen jarig, ik krijg er ook een kroontje bij, want ik word 60.
Daarmee gaat overigens een leuke dubbelgrap verloren. Als iemand me vroeg hoe oud ik ben, versprak ik me en zei: ‘negenenvijftig, eh, ninety five’. Hierop werd ik vervolgens van harte gefeliciteerd, omdat ik er geen dag ouder uitzag dan negenenvijftig.
Nu moet ik eerst weer zeven jaar wachten voor ik deze weer van het grapschap kan halen.
Er zijn nogal wat mensen die helemaal niet zo gelukkig zijn met alweer jarig te worden. Daar ben ik al jaaaren geleden radicaal van afgeholpen toen ik met één woord werd bijgezet in de ouderdom.
Ik zat in de trein en was snotverkouden. Ter verlichting had ik een rolletje stophoest gekocht. Ik zoog het muntje vacuüm en liet er spuug in lopen. Het smolt dan op de tip van mijn tong en vervolgens verspreidde ik de zoete brij door mijn hees gehoeste keel. Toen er een meisje tegenover me kwam zitten zag ik in een geoefende oogopslag dat ze beeldschoon en ook verkouden was. Onmiddellijk bedacht ik dat dus een uitgebreide categorie van opmerkingen en gedragingen uit een verdachte hoek zou komen. Toen ze moest hoesten en nog es, vormde zich een dilemma voor mijn ogen. Als ik nu een nieuw muntje nam, zou ik haar er ook eentje aanbieden?
Ze zou het als een versierpoging op kunnen vatten en ik was nog lang niet op mijn eindbestemming. Maar als ik er zelf wel eentje nam, zou ze kunnen denken dat ik een harteloos individu was, die niets overhad voor de lijdende lotgenoot.
Na een paar stations zat ze er nog steeds en nam ik een kloek besluit: ‘Wil je misschien ook een stophoest?’
En toen zei ze: ‘Dank u wel, meneer.’
Sinds ik dit verwerkt heb, lap ik leeftijd aan mijn laars. Ik doe er niet aan mee.
Net als de zwaartekracht. Als ik pas uit het water kom: wat háát ik toch die zwaartekracht, als ‘t kon zou ik er tegen stemmen.
Maar ik, als ik in het water lig, dan doe ik er niet aan mee.
Ik doe er niet aan mee!
Jan Ploeg, White Strand, 24 juni 2008
print versie