Dolphin Address 9
1 maart 2005
Eén van mijn favoriete FAQ's is: 'Hoe kom je tot schrijven?' Misschien lijkt het wel zo, dat ik enkele gebeurtenissen in een soort betonmolen stort om ze na de nodige omwentelingen uit te gieten over mijn schermpje. Dat zou een wat al te simplistische voorstelling van zaken zijn en ik denk ook niet dat ik daar veel plezier aan zou beleven. Dat betekent echter niet dat ik geen procedures heb ontwikkeld om mijn schrijven te ondersteunen. Dit geldt zowel voor de inhoud als voor de vorm.
Het onderwerp van een aflevering heeft een bepalende en motiverende kracht. Het lijkt direct aangeleverd door de werkelijkheid, maar is daar toch altijd een selectie uit, hoe voor de hand liggend dan ook. Meestal sta ik daar zo midden in dat ik me er pas schoksgewijs van bewust wordt.
Deze werkelijkheid wil ik weergeven. Ik vind haar al fascinerend genoeg om ook nog uit eigen fantasie te putten. Ik pas haar in zoverre in een tijdsvolgorde dat de leesbaarheid niet wordt gefrustreerd, maar dit mag niet af doen aan de feitelijke kracht der gebeurtenissen. Het gaat me trouwens niet enkel om de beschrijving van gebeurtenissen. Mijn uitdaging ligt in de benoeming er van. Je kunt een speeltuin in de regen 'verlaten' noemen, ik vind het gewoon leuk om er 'kinderloos' van te maken (
DA 5 2005).
Veel van mijn materiaal verzamel ik 'on the spot' met behulp van een dictafoontje. Dat gaat sneller, kan ook lopend of achter het stuur en is tussen andere mensen vrij onopvallend. Het heeft hetzelfde formaat en gedragsmotoriek als een mobieltje. Ik heb vier 'files' ter beschikking en kan mijn inspraken dus op allerlei manieren differentiëren. Over het algemeen probeer ik zo kort en pakkend mogelijk te noteren. Dat is handiger bij het uitschrijven en laat zich overzichtelijker groeperen en componeren.
Als vaste gewoonte spring ik bij het schrijven een regel over. Dit leest gemakkelijker terug en ik kan wijzigingen aanbrengen zonder dat het meteen een zootje wordt. Zo heb ik al stapels boodschappenboekjes vol gepend. In Berlijn stuitte ik bij 'Karstadt' op het 'Moleskin' gelinieerde notitieboekje, dat een prettig onverwoestbaar en ondergronds imago paart aan een handig pocketformaat, een afsluitelastiek en een harmonica vakje voor losse papiertjes.
Bovendien vermeldt de verpakking dat deze notitieboekjes een belangrijke rol speelden in de ideeënvergaring van Ernest Hemingway, Pablo Picasso en Bruce Chatwin. Ik bevind me dus in uitstekend gezelschap.
Uiteindelijk heb ik dan een schetsmatig verhaal op papier, dat ik vervolgens op mijn laptop intik. Dat heeft voor mij altijd nog iets van een magische fase. Het wordt nu niet alleen 'echt', maar ik heb zo veel correctie- en wijzigings techniek tot mijn beschikking dat ik mijn tekst tot in de ultieme bedoeling kan vormgeven.
Omdat ik zowel in het Nederlands als in het Engels schrijf laat ik beide talen vaak met elkaar interacteren. Soms schrijf ik eenvoudig in de ene tot ik vastloop en ga dan in de andere verder. Soms suggereert een idiomatische constructie in de ene een oplossing voor de formulering in de andere en soms zoek ik een woord, waar ik niet op kan komen op via het woordenboek van de andere. Dit kan behoorlijk over en weer flitsen, waarbij synoniemenboeken bijzonder behulpzaam kunnen zijn.
In Ierland was het nooit zo moeilijk om aan een onderwerp te komen. Als Dusty er niet voor zorgde, was er altijd de schoonheid van de natuur of de eigen wijsheid van de bevolking. In Berlijn is het vooral de stad die onder mijn gezichtsvuur ligt. Het is mijn ervaring dat verwachting mij blind maakt. Het valt niet mee om in alledaagse waarnemingen een open geest te behouden. Ik merk ook, dat als ik dan iets 'zie', ik daarna ook weer behoorlijk dichtklap. Toch begint zich meer gevoeligheid te ontwikkelen, naar mate ik meer verschillen zie.
Eigenlijk geldt dit overal: er is genoeg te zien, zolang je er maar oog voor hebt.
Jan Ploeg, Berlijn, 1 maart 2005
print versie