Dolphin Address 11 2003
9 juli 2003
Omdat het me opviel, dat ik steeds vaker tegen mijn spellingscontrole terugpraatte, vond ik, dat ik er maar es een dagje uit moest. En omdat ik graag thee drink, begon ik maar met een bezoek aan de 'Tea Gardens' in Ballyvaughn.
Huis en tuin lijken regelrecht weggelopen van het palet van Summerset Maugham, met nonchalant door klimplanten overwoekerde tiffanny en gebrandschilderde panelen. Het menu draagt maar drie soorten thee (maar wel twintig soorten 'homemade' vruchtencakejes voor) en geeft een 'raar maar waar' selectie van lokale historische gebeurtenissen.
Zo schijnt legeraanvoerder Ludlows in 1651 over de Burren te hebben gezegd: 'In dit land is niet genoeg water om een man te verdrinken, niet genoeg hout om een man aan op te hangen en niet genoeg aarde om hem in te begraven.'
Zo zijn er nog de nodige suikerzakjes wijsheden ('Praise the young and they will blossom'), maar het meest moet ik nog lachen om mijn (Engelse) buurman. Als een kokkin met een kubuspetje het laatste beetje slagroom uit een spuitbus over z'n cakeje sputtert, vraagt hij, met een vleugje venijn: 'Do you really enjoy this?' Tourist Award voor die man.
Spelverruwing
Ik zag vanuit het water de vrouw met haar knalrode boogieboard aankomen. En binnen drie minuten was ze hem kwijt. Ik zàg het gebeuren: er hing een touwtje aan die ze als volleerd zeeman in een soort mastworp om haar snuit wond en weg was ze. Iedere poging van de vrouw en weldra van andere zwemmers was ze te snel af. Sterker nog, ze daagde ze uit door er van weg te zwemmen en als iemand dan vlak bij het ding was, dook ze hoog uit het water, zette de snuit er op en jakkerde weg.
Op een gekregen moment kwam ze bij mij. We hadden voordien al wat gekoesd en ik stak mijn hand uit. Ze ging gelijk 'belly up' en ik kon met gemak met de andere hand het boogieboard pakken. Het touw deed ik bij elkaar, zwom met het ding naar de vrouw, op de vin door Dusty gevolgd en gaf het haar terug.
Du moment dat ze het in handen had stormde Dusty toe en gebruikte haar snuit als breekijzer tussen vrouw en bb. Ik lag ernaast en ik keek er naar. Het was binnen tien tellen beslecht. Zo assertief heb ik haar nog nooit meegemaakt. En zo handig, letterlijk, met haar snuit. De daarop volgende anderhalf uur heb ik vanaf de rotsen gadegeslagen. Er waren gemiddeld zo'n 15 mensen in het water en steeds weer bracht ze de bb dichtbij, ging een eindje verderop en snètsjte het ding vlak voor de naderende zwemmer weg.
Totdat er een mevrouw aankomt met een bellllll. Op slag vergat ze al het andere en was er alleen nog maar die bel. Wat is het toch fijn, dat er dolfijnen zijn.
Milltown Malbay
Ieder jaar is er een week lang muziekfestival in Milltown Malbay. Het is een stadje met één hoofdstraat van misschien 100 meter, plus de hoeken. Hoewel er ook wel op straat wordt gespeeld vindt verreweg de meeste muziek plaats in opkamertjes van cafés, want de verkoop en consumptie van vooral bier, maar ook veel cider, moet natuurlijk niet in de knel komen, integendeel.
Ik heb al gauw een stuk of 15 cafés geteld, maar ook andere locaties doen mee. In het Chinese restaurant bijvoorbeeld, klinken de 'jigs' en 'reels' net zo goed. Nu heb ik in de loop der jaren een behoorlijke appreciatie opgebouwd voor Ierse muziek. Dat begon met als ik toendertijd in Dingle, aan het eind van een hele avond Ierse muziek, met 2, 3 pinten Guinness op, nog helemaal bij een sterke heuvel omhoog en weer neer moest lopen naar mijn slaapplaats in de 'Ballintaggert'. De combinatie van de muziek en de Guinness-energie deed me er moeiteloos, en in de maat, overheen lopen.
Zo kun je dus overal naar binnen lopen, hoewel het er wel vaak stampvol zit. Vaak met nog meer musici dan toehoorders. De musici zijn overwegend jong, tussen de 10 en de 30, wat je niet zou verwachten bij traditionele muziek. Misschien omdat je voor deze muziek echt een goede conditie moet hebben.
Ook traditie is, dat je kunt bijschuiven, to 'sit in', en zo krijg je in één ruimte geteld: 4 bodruns (Ierse trommel), 5 violen, 2 trekzakken, een gitaar, een mandoline, 2 tin whistles, een dwarsfluit en, als natuurlijk middelpunt, de Uilleannpipes.
Ik wist dat het tegen beter weten in was, maar toch heb ik stiekem gehoopt dat ik Davy Spillane hier zou horen, de god van mijn autoaudio. Dankzij hem heb ik een zenuw blootliggen voor de Uilleannpipes: zodra de man hier de pipes aanblies ging er een prachtige ril door me heen en die bleef zolang hij speelde. Het was de Schot Sean Connery die in 'The longest Day' zei: 'No one can play the pipes like an Irishman'. En hij heeft gelijk.
Jan Ploeg, Fanore beach, 9 juli 2003
print versie