16 augustus 2002
Het zal niemand meer verbazen om te vernemen dat Dusty mij alwéér op de een of andere manier heeft uitverkoren. Hooguit mijzelf en dat komt omdat ze het steeds weer op een bijzondere manier doet en omdat ik, met name met Fungi, heb ervaren hoe het is om uren lang in leeg water te dobberen, 'terwijl de golven out of focus stukslaan op je maskerglas'.
Vanmiddag was het druk in de tweede bocht. Op top zo'n 20 zwemmers, waarvan vrij veel goede en helaas ook nogal a-sociale. Dit uitte zich voornamelijk in graaipartijen naar Dusty en wederzijds positiespel dat veel weg had van een scrummage bij rugby. Dusty probeerde mij steeds weer af te zonderen, zodat ik me regelmatig zo'n bal met twee punten voelde. Maar ze vond er zelf kennelijk ook niet zoveel aan, want ze nam veel vaker time out dan normaal.
Na een uurtje of anderhalf had ik er tabak van en wilde er uit stappen. De laatste tijd brengt ze me steeds naar de kant, dus ik wou in elk geval even afscheid strelen. Maar ze kwam niet terug, ook niet toen ik met een opgedoken steen mijn 'sound signature' op de watervleugel klopte. Soms komt ze pas vlak voor dat ik er uitstap, dus daar hoopte ik op. Geen Dusty. Nja, jammer dan. Ik deed de mono uit en strompelde tussen de rotsen door. Het heeft daar wel wat van de uitgang van een stierenvechters arena, een opening in de schutting, met een stuk schutting daarvoor. Zo'n stier snapt zoiets niet. Dusty wel, ze kwam op het na-laatste moment tussen de rotsen door tot kniediep om nog even 'dag' te zeggen.
Maar dat was niet de enige veer in mijn gat die ik vandaag mocht incasseren. Toen ik bij McDermotts mijn lasagna had verzwolgen (het blijft 'eten bij de mek'), plus natuurlijk een pintglas vol ijsblokjes en 'two gently uncapped bottles of Coca Cola' tot het laatste blokje had opgezogen, toen ik dat wilde afrekenen zei Patsy, de grimmig uitziende eigenares met een hart van goud, dat ik niet hoefde te betalen, omdat ik immers elke dag kwam en ook altijd zo leuk met mijn tafelgenoten praatte. Ze had Liesbeth en mij indertijd al es op Guinness en Cola getracteerd en het was maar goed dat ik dit pas na het eten hoorde want ik werd er stil van.
Het was acht uur en nog zat licht om nog even bij Dusty te kijken. Ze was aan het donderjagen met Eric, een Engelsman en een zachte, actieve jongen. Ik wist haar dus in goede handen en dat kijkt een stuk plezieriger. Ze zeggen dat dolfijnen sonische dieren zijn en dat hun gezichtsvermogen niet veel voorsteld. Dan zal het wel toeval zijn geweest, dat Dusty, vlak nadat ik de aperots afdaalde, pal onder naar mij toekwam. Ze bleef echter net buiten handbereik, alsof ze zeggen wou: 'Kom er nog even in.' Een poging mijnerzijds om met een voetje lager haar toch even aan te raken moest ik bekopen met een nat pootje.
Rudie Kousbroek schreef zo'n dertig jaar terug een boekje, getiteld 'De Aaibaarheidsfactor'. Een klein boekje in een kaftje dat tot aaien moest bewegen. Ik kan me daar weinig meer dan de titel van herinneren. Het ging volgens mij niet over dolfijnen, zodat ik er hier een appendixje over kan navullen.
Bijna iedereen wil de dolfijn aanraken. Er lijkt een magische belofte op te staan. Voor de meeste mensen houdt het daarbij op, als prestatie of als begrenzing van hun zwemvermogen. Zij die verder door weten te dringen in de persoonlijke levenssfeer van Dusty strelen haar rug en rugvin. Het wonderlijke van de huid van een dolfijn is dat die heel snel water lost. Daarom kunnen ze ook zo snel zwemmen. Je merkt dat al, wanneer je de huid onder en boven water streelt. In het laatste geval is ze duidelijk stroever.
Mensen vragen vaak hoe een dolfijn aanvoelt. Naar mijn smaak komt de beste vergelijking van Horace Dobbs, de oprichter van de Engelse vereniging 'The International Dolphin Watch': 'a polystyrene box', een doos van piepschuim. Het is geen elegante vergelijking, maar wel een zeer rake.
De mensen die wat meer durven, aaien haar over de snuit. Als ze haar kaken van elkaar doet kun je vier rijen vlijmscherpe tanden zien, die nogal wat moed vergen om je hand naar uit te steken. Ik heb nooit de indruk gehad dat ze het aaien van haar snuit zozeer op prijs stelt. Het blaasgat is streng verboden gebied, omdat het van zo vitaal belang is voor haar ademhaling. Wel merk ik een zeker genoegen wanneer ik haar keel streel. Daar zitten een aantal vouwen en kreukels in en daar laat ik zachtjes mijn vingertoppen door tikkelen.
Dat genoegen wordt wel heel duidelijk als ik de achterkant van haar borstvinnen streel, bij de aanhechting aan de borst. Het voelt daar vaak een beetje glad, alsof daar het water minder snel langs stroomt, zodat zich daar iets kan aanhechten, maar het kan ook wel een uitscheiding van de huid zijn om het water daar sneller te lossen. Ze vindt het heerlijk als ik dat weg wrijf en gaat daar speciaal voor op haar rug liggen.
Het allernieuwste is de aanhechtingen boven en onder aan het staartvlak. Als ik die tussen duim en wijsvinger masseer, sterker nog, ik hoef er maar naar te wijzen en ze gaat al op haar rug liggen, klaar om verwend te worden. Ze kromt dan haar staartvlak heel elegant omhoog of naar beneden zodat ik er beter bij kan. Waren alle vrouwen maar zo ontvankelijk voor behagen? Maar zo plooibaar als ze het ene moment is, zo onnavolgbaar is ze het andere. Gelukkig maar, want ware schoonheid bestaat slechts bij de gratie van haar tegendeel.
Dolphin Address 22, Jan Ploeg, 16 augustus 2002
print versie