11 augustus 2002
Ook al ben ik veel alleen, eenzaam hoef ik me niet te voelen, want ik heb altijd wel ergens kiespijn. En zelfs daarin heb ik gezelschap gekregen door zoutscheuren in m'n tong, veroorzaakt door aanhoudend zeewater. Over pijn gesproken, ik kan niet tegen blote voeten. Op gras wel, maar er hoeft maar één steentje op de weg te liggen en mc²= au! Vooral in de tweede bocht is dat een probleem. Daar heb je van die uitgedripte kalksteenrotsen met tien scherpe puntjes per vierkante decimeter. Dat is dus altijd meervoudig raak als je daar op stapt.
Nu ga ik altijd in daarvoor ruim voorradig aangeschafte 2 mil neopreen sokjes in de mono om te voorkomen dat één zandkorrel een ronde wonde veroorzaakt, laat staan meer (en ik een paar dagen niet kan zwemmen). Maar als ik met die sokjes naar beneden loop zijn ze aan flarden voor ik er ben. Dus op blote voeten dan maar. Heen is nog niet het ergste. Als ik anderhalf uur in het water heb liggen weken en de zwaartekracht een beetje ontwend ben, dan is de rots een wrede haven waar ik me kreupel en stuipend bij omhoog zwoeg.
Ik had duiklaarsjes. Had. Daar liep ik dan op naar beneden, deed ze daar pas uit, sokjes aan en met een brede zwaai naar even boven de verwachte waterlijn gooien. Maar ze waren kennelijk nog niet oud ,afgetrapt en driedubbel dichtgelijmd genoeg, of juist door iemand gepikt die daarop valt. Zo'n pretje is het dus ook weer niet hier en dat is nog lang niet alles.
Het waait hier altijd, net als op Vlieland, en daar komt de deining nog overheen. Ik weet al lang dat ik geen zeebenen heb en ook dat ik er niet lang genoeg in lig om ze te krijgen. Dus iedere keer als het een beetje tekeer gaat, dus zo om de drie, vier dagen, dan krijg ik na een uurtje half dat akelige gevoel weer. En als ik dan halsbrekende toeren met Dusty, ook wel 'Meiske', 'Lieverd' of 'Kiki', mijn lievelings meisjesnaam, uithaal, dan zet dat mijn mizzelijkheid alleen maar nog een tandje hoger.
En kwallen. Zolang je er geen last van hebt is het prettig filosoferen over onderwaterbloemen enzo. Maar gisteren waren er duikers op een metertje of 6 en dat vonden Dusty en ikke machtig interessant, dus naar toe en om heen en helemaal die klotekwal niet gezien toen ik met m'n volle gezicht door haar draden heen zwom. En branden dat het deed, net alsof het gif op grotere diepte sterker werkt. En vandaag kon je het helemaal wel vergeten.
Afgelopen nacht waaide het weer zo hard, dat de auto stond te veren op de wielen, dons in m'n dekbed. Bovendien tot een uur of vier vanmiddag van die fijne dichte regen waar je in no time van dóór weekt. Om zeven uur ben ik nog even wezen kijken, maar de rotsen zaten onder het schuim en de zee was één grauwe gore klots.
Je krijgt dan iets wanhopigs, dit komt nooit meer goed, er moet een laag van wel vijf meter tot aan de horizon worden ververst. En dat gebeurt dus ook, want dat is vandaag het verval. Niet te geloven, dat zover je kijken kan, en verder, zo'n enorme watermassa in 6,5 uur wordt aan -en afgevoerd. Als de wind nu blijft liggen is het zicht morgen 4 tot 5 meter en overmorgen 10 tot 15. De natuur hier is grillig èn vrijgevig.
De enige die boven dit alles lijkt te staan is Dusty. Vanavond wou ik haar even laten weten dat ik er was en floot een paar rollertjes. Niet dat ik er zelf in geloofde, maar een paar dagen geleden had ik het voor een zwemstelletje ook gedaan en toen kwam ze. Wie schetst mijn verbazing, laat ik het zelf maar doen, toen ze kwam. Ze surfde voor de top van een grote golf aan, wel dertig meter achter elkaar en daarna ging ze weer terug, als een zalm: tot aan de staart het water uit en zich steeds zijdelings op een golf laten vallend. Maar dat was het dan ook, daarna niet meer gezien.
Als ik van Fanore over de kustweg naar het zuiden rij kom ik vlak vóór het restaurant 'The Admiral's Rest', langs, wat ik noem 'het dikke huis'. Er wonen drie mensen, waarvan ik tot op heden het geslacht niet heb kunnen vaststellen. Over de weg lopen ze altijd hand in hand achter elkaar en ze zijn alle drie zo enorm dik, dat als ze naast elkaar zouden lopen er geen fiets meer langs zou kunnen.
Het huis staat een dertig meter van de weg en ziet er uiterst haveloos en verwaarloosd uit. Wat er vooral aan opvalt zijn de grote hoeveelheid grote ronde drijvers van vissersnetten die ze in de loop der jaren van de rotsen moeten hebben gejut. Ze voelen zich daar kennelijk tussen thuis, misschien wel omdat ze daardoor minder dik lijken, maar het heeft ook iets uitgesproken moois. Ik kijk altijd even.
Dolphin Address 21, Jan Ploeg, 11 augustus 2002
print versie