16 mei 2002
Autorijden in Ierland is een behoorlijk tweeslachtige aangelegenheid. Soms denk ik dat het komt, omdat mijn auto een petje opheeft, maar op de binnenwegen steekt vrijwel ieder één of meer vingers op als groet. Mogelijk is dit gebaar ontstaan uit de mythe dat het aanraken van de voorruit glasbreuk door steenslag kan voorkomen, maar andersom kan ook en Ieren zijn een practisch, maar vóóral vriendelijk volk. Op smalle weggetjes, waar slechts ruimte voor één auto is, kan zelfs onnodig oponthoud ontstaan omdat elk in z'n uitwijk blijft staan om de ander de doorgang te gunnen. Maar deze houding geldt enkel voor tegemoetkomend verkeer.
Toen ik van Lisdoonvarna vertrok naar Ennistymon reed ik tot mijn verbazing over dampend asfalt. Het zal wel geen zin gehad hebben om er hekken voor te zetten en het af te laten koelen. Het was van het type 'fluisterasfalt' waar je de banden nauwelijks nog op hoort. En dat is helemaal niet goed voor de Ieren. Op veel wegen wordt hun snelheidsdrift nog enigszins beteugeld door de vele 'potholes', maar dat hek is hier geheel van de dam. Daarom dacht ik even dat het rook was, die er af sloeg. Ze gaan er alleen maar nòg harder van rijden. Je krijgt sterk de indruk, dat de meesten hier hun rijopleiding op een video-kast in een Penny Arcade hebben genoten. Ze rijden plank-gas, alsof ze, wanneer ze uit de bocht vliegen, gewoon weer een muntje kunnen inwerpen.
Als je bij Kilshanny komt, ga je door een moordend scherpe bocht naar een duizelingwekkende afdaling dwars door een schattig dorpje. Het zou verboden moeten worden.
Een immer weerkerend beeld in mijn achteruitkijkspiegel: een auto die er op gebrand lijkt om mij in te halen. Misschien zal het ooit wennen, maar ik heb nog een lange weg, met veel inhalers, te gaan.
Van 't vorig jaar kan ik me nog levend de kruising herinneren waar zomaar zonder van blik te blozen, een auto zonder ook maar iets van vaart te minderen, pardoes de (voorrangs)weg vlák voor mij overstak, alsof statistisch onderzoek had uitgewezen dat elke vorm van trefkans ver onder die van het zebra-gemiddelde bleef.
En dan, een uitgebrand autowrak in de berm. Het lijkt er, als in een uitgekiende verkeersveiligheidscampagne neergelegd. Het nummerbord zit er nog op. Ik geloof zelfs niet dat men van de nood een deugd gemaakt heeft. Niemand wil het hebben en daarom ligt het er nog.
Steeds meer krijg ik het idee, dat deze weg door verschillende maatschappijen is aangelegd, als in een soort omgekeerde ruilverkaveling. Sommige stukken zijn fluisterglad, andere dendergrof, dan zijn er stukken met alleen de potholes afgepleisterd en ook natuurlijk de stukken van de normale, erbarmelijk kwaliteit, die kennelijk als erfgoed worden gekoesterd.
Ook de strepen zijn dan weer wit, dan weer geel, dan weer breed, dan weer smal, dan weer verder uit elkaar of ze ontbreken in het geheel.
De kat-ogen op de zijlijnen heb ik nu door: normaal zijn ze oranje, een kleur waarop wel meer volkeren met doorrijden reageren, maar even vóór een zijweg worden ze groen. Dat begrijp ik nog niet helemaal.
Even buiten Ballyvaughn, op de weg naar Blackhead staat een zgn. 'Folly' (met dank aan H.E. Feyerabend), een uit zware steenblokken opgetrokken nep-kappelletje met een opening aan de wegzijde, die, voor een gebogen hoofd, toegang verstrekt tot een interieur, dat ongeveer 4 vierkante meter beslaat. Ongeveer een kwart daarvan bestaat uit platte stenen die zij samengetrokken in één hoek, de rest is glashelder water van maximaal 20 cm. diep dat er bij een andere hoek in stroomt.
Natuurlijk liggen hier de nodige munten in, sterker nog, vorig september heb ik er zelf nog een Ierse pond van 3 gulden ingegooid, vergezeld van een vurige wens voor een liefde, die ik nu maar liever wil vergeten. Het pond ligt er niet meer. Misschien heeft de Voorzienigheid het ingewisseld voor Euro's, maar waarschijnlijk wist ze al dat het niks worden zou en heeft ze er wat bij gelapt voor een pint.
Of het water te drinken is hangt af van je interpretatie van het bord aan de muur:
'Clare Co. Council
Drinking water
please keep clean'
Dat zijn die engerds die Dusty wilden afschieten omdat haar bezoekers de weg blokkeerden.
Er overheen is een half afgescheurde geplastficeerde tekst geplakt:
'Water unsuitable...'
Waarschijnlijk vervolgd met:
'for drinking.', maar wat mij betreft, had er ook mogen staan:
'for wishing'.
Ik heb er een fles Lucozade ingelegd om te koelen. Dat lukte tijdens het schetsen van dit stukje vrij aardig.
Net toen ik een proefflesje getapt had om tegen het licht te onderzoeken op zweefvuil werd ik verrast door twee Nederlandse kunstbroeders, Ed Ubels en voornoemde H.E. Feyerabend en een kunstzuster, wie schoonheid me dusdanig afleidde dat haar naam helaas de mist is ingegaan. Na een buitengewoon geanimeerd gesprek vervolgden zij hun weg en ik mijn wateronderzoek. Het bleek geheel helder en nog beter te smaken dan het ietwat gechloreerde water dat ik in Ballyvaughn uit de dorpspomp had ingeslagen. De hele avond heb ik kleine slokjes genomen en als ik morgen niet dood wakker wordt, dan rijdt ik even terug om mijn beide 5 liter containers er ook mee te vullen, want het smaakt heerlijk en precies zoals het hoort: naar mezelf.
Vanmorgen werd ik wakker onder een lucht, zo grijs als de stenen. Nu het er uit giet, zijn de stenen niet alleen donkerder, maar ook contrastrijker geworden omdat de natte plekken onder allerlei hoeken de tonen van hun omgeving weerkaatsen. Omdat ik af en toe kanonschoten meende te horen en de inmiddels onvolprezen H.E. Feyerabend mij gewezen had op het 'blowhole' dat zich iets ten Noorden van Poulsallagh bevond, ben ik op verkenning uitgegaan. Dat kon niet missen. Het lijkt een langwerpig gat van zo'n 12 meter lang en 5 op z'n breedst, maar aan de oceaankant is een strook van een meter of 7 vanonder uitgebroken, zodat het water onder deze brug doorbreekt. In het gat klotsen de golven, die buiten op zee niet uitzonderlijk hoog schijnen, met diepe, doffe dreunen op de rotsen.
Onder de brug botsen de teruggeklotste golven op de aanstormende en wordt ingesloten lucht met veel kabaal naar buiten geperst. In de Bijbel zou dit 'een ziedende pot' heten en daar kan een kwaaie lesbo nog wat van leren. Mijn zwemdrift waagt een fantasietje, maar komt er als gehakt weer uit.
Wat een geweld, hoeveel zou één zo'n golf nou wegen. Dat moet ruwweg te berekenen zijn. Stel, zo'n golf is 5 meter breed, 1 meter hoog en 3 meter lang. Onder jaren van stof komt me de berekening van de oppervlakte van een driehoek te boven: basis maal halve hoogte, dus 3 x 0,5 = 1,5 vierkante meter. Dit keer 5 = 7,5 kubieke meter. Dat is 7.500 liter van iets meer dan een kilo per liter, omdat het zeewater is, dat weegt dan zo'n 8 ton.
Dan hangt de klapkracht van de snelheid af, toch gauw zo'n 10 kilometer per uur. Daarmee komt zo'n golf onder de 'brug' door, klapt op de rots, water is niet samendrukbaar, dus hij gaat even hard weer terug, klapt in veel gevallen op z'n opvolger, tezamen knalt dan zo'n 16 ton water omhoog. Als dit nu es 1 kuub lucht insluit en op-perst, en dit via een slang naar mijn 6 litertje leid, hoeveel golven zijn er dan nodig om tot 200 bar te vullen? Dit gaat ons boven de autopet. Hier helpt alleen Buro Cavé me uit de puree.
Opeens begrijp ik waarom er hier zoveel bejaarde Duitse touristen rondhangen. Het blaasgat heeft de spontane architectuur van een bunkergewelf met bijpassend gebulder. In de adempauzes hóór je de reisfolder over de balie fluisteren: 'Ein Kriegserlebnis, dargestelt vom reinen Natur'.
Werkende woorden
Het is vóór vijven in de vroege ochtend. Het enige wat al licht geeft is de horizon. Ik moet poepen en dat gaat hier op knikkende knieën, maar wel in een op het bovenste terras uitgespaarde sky-box met een bries-fris uitzicht op een bruisende branding. Als je zo maar een velletje van de rol scheurt, is het door de wapper bijna niet te vouwen. Dat kun je beter tegelijk om de rol af op je hand wikkelen. Hier valt altijd wel wat te beleven. Poulsallagh keept hier even landinwaarts, omdat hier ooit de vloed van lava in zee stortte. Vlak voor waar de schollen als een amfitheater naar de zeespiegel afdalen, kuift de deining wit verstuivend over een struikelrots. Ver weg liggen de Aran islands als rustende walvissen naar den einder te grijzen.
Strootjes tussen steenbrokken bibberen nerveus in de snijdende wind. De kleuren van de bloemetjes zijn nog niet ontstoken en huiveren tussen de grimmig gebroken treden. En alsof het hier nog niet dapper genoeg is kopt, heel ver weg, een kasteel door de skyline. Ik denk dat ik maar es iets warms om doe, m'n slaapzak, bijvoorbeeld.
Jan Ploeg, 16 mei 2002, Poulsallagh, Ierland
print versie